Jennifer
Het ontdekken van muziek was in Jennifers kindertijd begonnen bij de populaire muziek die bij die leeftijd hoorde. En omdat de kindertijd zich afspeelt op een prille leeftijd, is het niet vreemd dat de smaak dan een voorkeur heeft voor infantiele muziek. De meeste mensen, echt de meeste mensen, blijven steken in hun eerste voorkeur. Denk aan snoep. Als kind begin je er aan, maar als volwassene hoor je een verfijndere smaak dan een domme voorkeur voor zoet te ontwikkelen. Niet het gros van de mensen. Maar Jennifer besefte dat de ontwikkeling die een mens van nature doormaakt, ook de cultuur hoorde te bevatten, omdat een mens nu eenmaal grotendeels een cultuurlijk wezen is.
Zelf was ze tevreden over de ontwikkeling die ze op haar vijfendertigste achter de rug had. Een deel gaf de natuur haar: een prachtig en gezond lijf en een knap gelaat. De natuur had haar ook gezegend met een goed stel hersens, zoals haar moeder dat noemde, en die hersens had ze gevuld met allerlei ervaringen, inzichten, intellectuele vaardigheden en herinneringen. Het meeste door eigen inspanning, want als je wachtte tot het kwam aanwaaien, kon je wachten tot je een ons woog. Een boek moest je oppakken en lezen en je kon niet lamlendig afwachten tot het opensprong en tot je sprak, zoals Sint Augustinus was overkomen. Die hoogintelligente kerkvader had ze trouwens ooit gelezen, de enige vrouw van haar leeftijd en uiterlijk die dat had gedaan, dacht ze.
Terug naar de muziek. Jennifer had jazz en klassieke muziek ontdekt. De jazz die haar aanvankelijk kon boeien, was naar de zijlijn verschoven. Ze had een hekel gekregen aan het stuivertje wisselen van solo’s, zeker als de bassist en drummer ook uit de anonimiteit wilden treden. Sonny Rollins kon ze om die reden niet meer aanhoren, maar de platen had ze bewaard vanwege de hoezen. Haar voorkeur ging uit naar de klassieke jazzzangeressen. Bij hen ging het om waar het om gaat. Een stem, harmonieën, sfeer en soms de teksten, die doorgaans een uitdrukking van de cultuurwaardes van de tijd waren. Inmiddels was het nostalgie naar een tijd die ook toen nergens anders dan in het verlangen bestond. Vandaar dat het altijd over de liefde ging.
Soms was het alsof niet Peggy Lee, maar haar zussen haar toezongen.
So you are the girl,
Who turned down a lover,
Who laughed at that blue diamond ring,
And look at you now.
Ja, kijk nu naar haar. Prachtige Jennifer van vijfendertig met haar hersens en cultuur, met haar goede baan en weelderige appartement. Ze was het meisje dat de liefde te vaak afwees en daar zat ze dan. Alleen op de bank. Geen ouders en opgescheept met twee oudere zussen, Nora en Louise, die gevoelig genoeg waren om geen zout in haar wond te strooien, maar door wiens bestaan het onvermijdelijk was dat de wond een wond bleef. De zussen leefden het gelukzalige leven voor en dat was erger dan zeuren, wat haar moeder indertijd niet kon laten. Haar zussen hadden mannen en kinderen. Ooit was dat voor Jennifer een bron van medelijden: inmiddels van jaloezie.
Hetzelfde gold voor de vrouwen in haar entourage. Jarenlang waren het gelijkgestemde en loyale vriendinnen die vrij en vrolijk waren. Feesten, uitstapjes, vakanties, borrels na het werk, geflirt in cafés, uitspattingen in bed, huilbuien en lachpartijen en dan was er ineens een vriend. Het eerste slachtoffer was de vriendinnenkring, het volgende de zeggenschap over het eigen leven, maar daar merkten de overgebleven vriendinnen niets van omdat er geen contact meer was. Ze had de een na de andere vriendin zien wegzinken in die gruwelijk, modderige put. Net als de kluisters van haar zussen wekte het aanvankelijk medelijden op, maar uiteindelijk jaloezie. Ze was samen met Tessa overgebleven, maar die had ze nooit als een goede vriendin, laat staan een beste vriendin gezien. Daar was ze, ze had er geen moeite mee het in zichzelf toe te geven, te lelijk voor. Tessa, bedoelde ze.
‘Let er maar eens op als je op straat loopt’, zei ze tegen Nora.
Als ze met Nora praatte was het alsof ze tegen zichzelf praatte, dus tegen haar kon ze alles zeggen.
‘Vriendinnen die je op straat ziet, zijn zonder uitzondering hetzelfde type. Als ze knap en slank zijn, zijn ze allebei knap en slank. Etnische vrouwen zoeken elkaar op, dikkerds doen hetzelfde. Overeenstemming in leeftijd is overduidelijk. Vreemde combinaties zijn altijd familie, maar zelfs die lijken op elkaar. En voor paartjes geldt hetzelfde. Een jongen vol tattoos en het meisje met een blanke huid kom je niet tegen. Heb je je weleens gerealiseerd hoe Tessa eruit ziet? Daar kan ik toch niet mee over straat.’
Tessa was juf. Ze was mollig, bleek en had een bril. Waarom ze zich ooit bij het entourage had gevoegd, kon niemand zich herinneren, maar ze was gezellig en dat was haar bestaansreden. Nu ze als enige over was, was gezelligheid toevallig niet hetgene waar Jennifer behoefte aan had. Zoals alle zelfbewuste vrouwen wilde ze zichzelf als vriendin en Tessa was verre van dat.
Ook haar zussen waren geen spiegelbeeld en als ze met een van ging winkelen, hield ze onbewust een halve armlengte afstand. Gearmd lopen deed ze niet, was haar uitvlucht. Dat kon alleen als de loopritmes hetzelfde waren, en aangezien zij schreed en de zussen niet, kon dat niet. Let er maar eens op, zei ze. De zussen letten er op, maar merkten niets. Ze kenden Jennifer, dus ze wisten wat het was. Ijdelheid. Ze was mooi en ze wist het. Louise was van oudsher het dikkerdje en Nora was niets anders dan gewoon, en gewoon was op haar leeftijd ronduit lelijk. Gewoon was ze haar hele leven geweest. Nora was een meisje dat over het hoofd werd gezien omdat ze een exemplaar was en geen individu.
Jennifer had van haar zus geleerd wat de valkuil was in de lange weg naar volwassenheid, want Nora zat er voor de rest van haar leven in. Jennifer had erop gelet dat ze in ieder geval een persoonlijkheid zou verwerven en dat was haar gelukt, vond ze. Mooi, slim, uitgesproken, opgewekt op zijn tijd, stoïcijns of nonchalant als dat van pas kwam. Haar mooie lijf en knappe gezicht waren de kapstok waar haar persoonlijkheid aan hing. Vandaar dat ze er zo aan hechte om dat uiterlijk optimaal te houden. Vandaar het sporten en de verzorging van haar verpakking met dure schoonheidsproducten.
Gelukkig had ze smaak. Een lichaam moest de natuur respecteren en niet corrigeren. Het onderhoud moest de natuur ondersteunen en niet herstellen, want dat was niet alleen hopeloos, maar ook smakeloos. Het gevolg was dat ze eruit zag alsof ze vijfendertig was, maar dan de meest prachtige vorm van een vijfendertigjarige vrouw. Wat ze minder goed deed, was het beeld in de spiegel analyseren. Ze was uniek, vond ze. Dat was ze niet, want ze was gewoon de perfecte uitdrukking van een type. Ervaring bleef haar uniekheid bevestigen, want haar type zag je niet op straat. Ze doken op op reclamefoto’s, op de televisie en in modebladen. Ze was in zoverre uniek dat mensen haar plaatsten op plekken die voor hen onbereikbaar waren, zoals het domein van de rijken en de succesvollen. Ze kon doorgaan voor de vrouw van een voetbalmiljonair of de erfgename van een modemerk. Intussen was ze Jennifer, een nogal platvloerse naam, vond ze, die werkte bij een makelaar en die niet eens een aandeel in het bedrijf had. Maar ze had een mooi appartement en verdiende goed, vooral door de commissies die ze bij elke verkoop opstreek, want welke man viel niet voor het huis waarin zij hem rondleidde? Ze had haar tactiek, die in een bloeiende huizenmarkt vruchten afwierp. Ze charmeerde de vrouw, omdat ze de man toch al in haar zak had. Ze kreeg haar zover dat zij de beslissing nam, omdat hij dat al had gedaan zodra hij haar zag. Want ze vernielde de illusie niet dat de bezichtiging van het huis op een of andere manier intimiteit met de makelaar, zij dus, met zich meebracht. Zo werkte reclame, had ze bedacht. Je koopt niet het product, maar je koopt een kortstondige band met degene die het aanprijst. Vandaar dat voetballers koekjes verkopen en actrices verzekeringen.
Van Nora kocht niemand iets, want een band met de buurvrouw had je al, en Louise moest je kennen om haar te waarderen. Ze zag er niet uit, maar was vreselijk aardig, maar daarmee overtuig je niemand. Ze waren beiden wijselijk ver weg gebleven van de commerciële wereld waarin Jennifer zich thuisvoelde. Nora werkte bij de belasting en Louise in de kinderopvang. Ze werkten deeltijd, maar Jennifer moest er niet aan denken om een deel van haar week zelf in te vullen. Deeltijd werken is in een goed restaurant de helft van de maaltijd eten, was een van haar wijsheden. Maar dan wel voor de hele prijs. Als het ooit zover kwam, kon ze de maaltijd delen met man en kinderen, dachten de zussen, maar uit fijngevoeligheid meden ze het onderwerp.
Dat lukte niet altijd. Verjaardagen waren familiebijeenkomsten en daar kwam ze dan aan met haar stralende persoonlijkheid en schitterende uiterlijk. Ze was natuurlijk de mooiste van het gezelschap: altijd geweest. Tijd had geen grip op haar. Ze had model moeten worden: actrice, het gezicht van een parfummerk. De tantes aan het woord. Meteen volgden de pijnpunten. Zonde dat ze geen vriend heeft. Zal ze nog wel kinderen kunnen krijgen, want de tijd begon te dringen. Hoe oud was ze eigenlijk, want je kon het niet aan haar zien.
Gelukkig was Jennifer in de keuken aan de wijn als de latere opmerkingen vielen. Nora en Louise leidden de aandacht af en begonnen over hun kinderen, wat voor Jennifer niet perse minder pijnlijk was, maar daar stonden ze niet bij stil. En soms hadden ze er gewoon genoeg van om Jennifer te ontzien.
Waarom had ze geen vriend? Ze had vrienden gehad. Meer dan goed voor haar was. De meningen van de tantes deden er niet toe. Die van haar zussen des te meer, want die kenden hun pappenheimer beter dan wie ook. Ze was te kieskeurig, vonden de zussen. Jennifer vond van niet.
‘Dus je zegt dat de man met wie ik mij lief en leed ga delen en met wie ik kinderen maak, zelfs niet in een vlaag van verliefdheid de perfecte kerel hoeft te zijn? Ben je wel helemaal? Toegevingen komen later. Dat weet ik echt wel. Kijk maar naar die vent van jezelf!’
Louise kwam met een subtielere schets, die op hetzelfde neerkwam.
‘Je zegt het zelf al. Nadat je verliefd op elkaar bent, komt die lange periode van samenleven. Helaas moet je juist in je liefdestijd inschatten of dat samenleven fijn zal zijn. Je moet dus even vergeten dat je verliefd bent. Rick lijkt me een prima man en vader.’
‘Dan ruil je hem toch in met jouw vent’, zei Jennifer, die het vlak daarvoor uit had gemaakt met de een of andere Rick. Wonderlijk dat haar zussen de stand bijhielden.
Verder waren er geen meningen, afgezien van die van de tantes, die op hetzelfde neerkwamen. Jennifer stelde te hoge eisen. Vind maar eens een man die knap, lief, gezellig en betrouwbaar is en halverwege de dertig nog vrij. Die is er niet.
De genuanceerdere en geloofwaardigere verklaring was dat Jennifer inderdaad hoge eisen stelde, maar wie doet dat niet? Iedereen hoort dat te doen en dat vindt niet alleen Jennifer. Ze had inmiddels geleerd dat kleine dingen veel zeggen. Die Rick die Louise van haar kon overnemen, legde zijn telefoon naast het bed en na het vrijen keek hij erop. En alsof dat niet erg genoeg was, liet hij ondergoed en sokken bij haar achter. Eerst vond ze het ontwapenend intiem, maar in feite was het vernederend. Een plastic tasje met vieze was was het afscheidscadeau dat ze hem gaf toen hij aanbelde voor een gezellig avondje en een enerverende nacht.
Carlo praatte te veel. In het begin was dat gemakkelijk, want ze kon zich laten wiegen op de poel van zijn verhalen, alsof ze op een luchtbed in het zwembad van een hotel aan de Côte d'Azur lag, maar hoe vlug had je daar genoeg van? Het verbaasde haar hoe vlug dat was. Veelpraters zijn slechte luisteraars en daarvan had ze haar deel gehad. Je voelt je een halve idioot als zijn ogen halverwege je eigen verhaal op oneindig staan, of als hij nadat je je hart hebt uitgestort over zaalvoetbal begint. Knappe kerels zijn eikels, vond ze, en ze probeerde het met een lelijke. Hetzelfde, maar dan niet om aan te zien. Ze zei tegen haar zussen dat ze geen hoge eisen stelde, maar enige eisen, en dat het de kerels waren die niet voldeden en niet dat zij wilde wat niet kon. Nadat ze wat voorbeelden had gegeven, konden ze haar geen ongelijk geven. Het waren ervaringen die de monogame zussen nooit hadden gehad.
Ze had genoegen kunnen nemen met Stan, zei ze tegen Louise. Stan was haar man. Het was een onopvallende, mollige, gezellige vent.
‘Nadat je hem naar de plastisch chirurg hebt gestuurd, zeker.’
Afgezien van de verpakking. Het innerlijk van Stan en het uiterlijk van zijn broer, die knap en sportief was, maar vreselijk dom. Hij dacht aan voetbal en dat was het dan. Stan was lief. Hij luisterde. Hij zeurde niet en gaf geen goedbedoelde raad. Hij viel haar niet af, maar zag haar perikelen met mannen zoals zij ze zelf zag. Het was nu eenmaal zo. Het waren onaangename toevalligheden. Een volgende keer trof ze een prins. Louise zei dat zij die was misgelopen, en juist op dat examenfeest waar ze aan Stan was blijven plakken. Zo lang kenden ze elkaar al. Hun oudste was bijna twintig en als die er vlug bij was, zou Louise een kleinkind krijgen als Jennifer aan haar eerste kind begon. Maar Stan zei zoiets niet. Stan was fijngevoelig, wat iets anders was dan door ervaring wijs geworden waardoor je om gevoelige onderwerpen heenloopt, zoals haar zussen deden.
Voor Jennifer was het allemaal toeval, hoewel ze de laatste jaren in een schrale vijver viste. Gescheiden kerels waren vreselijk. Ze waren vol zelfmedelijden of vastgekleefd aan hun ex. Met kerels die op haar leeftijd nog geen fatsoenlijke relatie hadden, was iets mis. Dat dachten ze natuurlijk ook van haar, maar ze had haar pakketje met smoezen. In het buitenland gewoond, te hard gewerkt, teleurgesteld in de liefde. Dat laatste was waar. De man wiens begrip groter was dan zijn lust moest ze nog tegenkomen. Ze was te knap, begon ze te denken. Het was een conclusie die de zussen en de tantes al jaren eerder hadden getrokken. Als dat zo was, wat kon ze eraan doen? Wachten tot de tijd de boel verwoestte? Maar wat bleef er dan over van haar zelfbeeld en haar zelfvertrouwen? Je kon nu eenmaal niet veinzen dat je lelijk was, zoals je wel kon veinzen dat je een tevreden single was of genoot van afschuwelijke seks.
Wat seks betreft had ze haar portie gehad. De meeste kerels waren neukers en geen van minnaars. De paar die het probeerden te zijn, knapten op haar af, want Jennifer beschouwde de eerste vrijpartijen als proefritten, waarbij hij moest laten zien wat hij in huis had. Van nature was ze niet passief, maar ze deed het wel. Eerst eens kijken wat hij ervan bakte, vond ze. Het werkte niet. Goede seks was een samenspel en dat wist ze best wel. De mannen die het in zich hadden, liepen stuk op haar aanvankelijke onwelwillendheid. Voordat ze in bed uit haar schulp kwam, waren ze al vertrokken. Met één man hield ze het langer vol en dat kwam omdat hij viel voor passieve vrouwen. Toen voor haar de volgende fase aanbrak, namelijk die van het initiatief en de lijdzaamheid van de partner, want ze mocht hem, was voor hem de lol ervan af. Hij wist niet wat hij met haar aanmoest. Haar gedoe leidde af van zijn verfijnde minnaarstechniek. Het was ook nooit goed, dacht ze. Even later maakte hij het uit.
Het was niet steeds Jennifer die de relatie verbrak, al zou je dat wel denken. Dat dacht Nora. Louise niet, want die luisterde naar Jennifers uitleg en onthield wat ze vertelde. De charme van schoonheid en een perfect lijf sleet blijkbaar. Zelfs het type man dat Jennifer doorgaans aantrok, begon na verloop van tijd onder de motorkap te gluren. Knappe vrouwen zijn egocentrisch, omdat ze zichzelf zien als het hoogtepunt van vrouwelijkheid en deze illusie wordt door hun omgeving voortdurend bevestigd. Nora vond dat ook over haar zus, Louise was wat genuanceerder. Het kon erger, zei ze. En het was niet helemaal aan Jennifer te wijten, want er was nu eenmaal die belachelijke aandacht voor het uiterlijk. Als vrouw kon je je niet onttrekken aan de duiding van je uiterlijk door de omgeving. Een kort rokje was bereidheid tot seks, of in ieder geval een neiging tot exhibitionisme en dat was ook seks, want waarom bedek je je prachtige benen niet? Dat gold ook voor een strakke truitje, een decolleté en zelfs een goed zittende spijkerbroek. Voor meisjes gold het voor jong zijn in het algemeen.
Louise bauwde Stan na, die geen viespeuk was, maar een gezonde man, die zijn lusten kon ontleden. Waarom keek hij jonge meiden die langsfietsen na? Waarom gluurde hij in een decolleté terwijl hij zijn eigen vrouw onder handbereik had? Het waren half-filosofische en openhartige gesprekken die Stan met zijn vrouw had. Louise voegde zich in zijn uitleg van de aard van de mens, in het bijzonder de man. Ze gebruikte haar wijsheid om haar jongere zus te troosten.
‘Jij kunt het niet helpen dat je zo knap bent. Laat die eikels er maar doorheen kijken. Dan zien ze een prachtige jonge vrouw die op een heel andere manier prachtig is dan door dat mooie gezicht.’
Dat hielp niet echt, want juist de kerels die de sluier van haar schoonheid optilden, en aan wie ze gehecht raakte, zetten haar vroeger of later aan de kant.
‘Wat is er mis met mij?’
‘Niets, liefje. Helemaal niets.’
‘Nou, daar is Tim het niet mee eens!’
Of Tom, Theo of Timo. Ze begreep seks die niet lekker liep. Ze snapte dat egocentrische kerels een ornament en geen vrouw wilden. Ze begreep de intellectuele en culturele kloof, die na een paar weken een gapend ravijn was, want zij had zich sinds haar jeugd voortdurend ontwikkeld en geen van haar kerels had dat nodig gevonden. Maar als de intimiteit naar een andere vlak verschoof, van het bed naar de bank, als het ware, en zij zich langzaam blootgaf op een vele malen intiemere manier dan ze met haar verrukkelijk lijf had gedaan, waarom gebeurde dan altijd hetzelfde en waarom zag ze het nooit aankomen? En waarom begreep ze er achteraf niets van, ook al was de jongen zo attent om het uit te leggen? Was ze emotioneel dom, want ze had ergens gelezen dat dat kon. Louise kon haar niet helpen, want die begreep er ook niets van.
‘Als ik een man was, zou ik een nier afstaan om elke ochtend naast een knappe vrouw als jij wakker te worden. Als ik lesbisch was en je was mijn zus niet, ruilde ik je meteen in voor Stan.’
Jennifer vond het maar domme praat, overduidelijk bedoeld om haar een goed gevoel over zichzelf te geven, terwijl ze daar niet om verlegen zat. Haar goed ontwikkelde intellect fluisterde haar in dat ze inzicht wilde. Ze wilde die kerels begrijpen die zo gelukkig waren geweest om met haar te mogen aanpappen, maar daar na korte tijd genoeg van hadden. In wat Stan ooit had gezegd, zat een kern van de waarheid en ze begon zichzelf erin te herkennen. Hij zei dat mensen die na de dertig nog niet geland waren, dat opzettelijk niet hadden gedaan, omdat ze genoten van de zoektocht en de afwisseling. Ze genoten van de steeds terugkomende sensatie van de verovering. Ze waren als het ware verslaafd aan het telkens weer ervaren dat ze verleidelijk en onweerstaanbaar waren. Als je ervan uitging dat een mens zowel bewust als onbewust zijn eigen levensloop bepaalde, was die voor haar tot dan verborgen motivatie de verklaring voor haar eigen rusteloosheid.
‘Je bent eraan gewend geraakt dat je niet hoeft te kiezen. Jouw perfecte man is steeds de volgende. Je dankt ze af, omdat je verwacht dat de volgende beter is.’
‘Maar soms danken ze mij af.’
‘Dat denk je alleen maar. Intussen heb je niet in de gaten dat er na een paar weken iets subtiels in je gedrag verandert, waarop de kerel afknapt. Bijvoorbeeld een zuchtje nadat hij klaarkomt, een halve tel aarzelen voordat je een antwoord geeft, een vleugje onverschilligheid die in je omgang kruipt.’
Als Stan in India gekleed in een tafelkleed langs de straat ging zitten, zou hij doorgaan voor een guru. Waarom trof zij nooit een bezonken kerel, die het mechanisme waarin ze blijkbaar vastzat, doorzag en haar hielp eraan te ontsnappen? Was er een onvermijdelijk evenwicht tussen verpakking en inhoud? Hoe mooier de verpakking, hoe onnozeler de inhoud? Was zij een onnozel wicht, ondanks dat ze haar best had gedaan om het tegendeel te zijn? Waren alle grote filosofen lelijkerds? Ze dacht aan Nietszche, hoewel Bertrand Russel er op leeftijd nog aardig uitzag.
Ze moest het niet overdenken. Ze moest erop uit gaan tot ze de ware aan de haak had geslagen, zei Nora. Blijven gokken tot ze won, met andere woorden. Nora had geen oog voor de verwoestende werking van verslaving. Ze kon beter afkicken en non worden, vond ze zelf.
Maar omdat Jennifer een mens was met al haar zwakheden, waarvoor ze vooral niet op de loop moest gaan, zei Stan, zat ze de volgende vrijdagavond weer in haar gebruikelijk bar. Ze had overwogen om deze keer een vriendin mee te nemen. Niet Tessa, het laatste aanhangsel van de entourage, want die zou de hele avond tegen haar kletsen, teveel drinken en alle mannen afschrikken. Ze kon een van de vroegere leden bellen, die snakten naar een verlofavond, want vaste relaties waren evengoed gevangenissen als wat anders. Waarom wilde ze zichzelf eigenlijk zo graag veroordelen tot levenslang, maar die gedachtegang schudde ze meteen van zich af. Een toonbare vriendin leidde af: haar en de eventuele vangst. Haar door geklets en de man door haar verschijning, want ze trok natuurlijk alles uit de kast om haar charmes te etaleren. Ze wist van een paar vriendinnen dat ze ondanks hun relatie niet terugdeinsden voor een seksavontuurtje. Te dronken om nee te zeggen, was achteraf hun uitvlucht. Zij had gelukkig geen uitvlucht nodig. Geen leugens, behalve dat ze uiteindelijk loog tegen zichzelf, maar wie kon zich daar druk om maken?
Daar zat ze dan alleen aan de bar van een grotendeels lege kroeg als een vrouw wiens bestemming het is om alleen aan een bar te zitten. Ze hoorde Sinatra.
It's quarter to three
There's no one in the place
Except you and me
So, set 'em up, Joe
I got a little story you oughta know
Zonder zijn stem en de violen van Nelson Riddle was er weinig romantiek in de situatie te ontdekken. So, set 'em up, Joe, wilde ze zeggen tegen het stuk achter de bar, die veel te jong voor haar was en vast ook te dom. Tussen de lelijke muziek door neuriede ze haar eigen melodie. En ze wachtte. Ze maakte vreemde vergelijkingen. Triester dan Jezus die aan het kruis op zijn dood wacht. Eenzamer dat Job in zijn pijn en ellende. Waar komt die bijbel vandaan, dacht ze. Ze streed tussen weggaan en blijven zitten. Nog een rode wijn. Ze wist niet waarnaar ze moest kijken. Ze lette op de rechtheid van haar rug, die haar om de paar minuten in de steek liet. Ze sloeg haar benen over elkaar en even later weer niet. Ze keek bedachtzaam, zoekend, peinzend, gedachteloos, en alsof ze in gesprek was. Ze hunkerde naar een plaats aan een tafeltje, maar wist dat dat de deur sloot. De fatsoenlijke types respecteerden de mise-en-scene. Aan de bar was de vrouw alleen en bereid tot gezelschap, aan het tafeltje wachtte ze op de man van haar keuze, en dat was hij niet, want anders wist hij het.
Laten we Jennifer nog langer leiden of vervolgen we de dynamiek van de avond en mogelijk de nacht? Er hoeft maar een man binnen te komen die fijngevoelig genoeg is om haar fluisterende wanhoop te herkennen en aardig genoeg om daar geen misbruik van te maken. Een man die ondanks zijn eigen teleurstelling in het leven zijn behoefte aan gezelschap, erkenning en de warmte van de menselijke nabijheid, kortom, de lust naar liefde niet heeft verruild voor de lust naar lust. Die de kortstondige bevrediging kan vergeten met het oog op langdurige tevredenheid. Zo’n man is zeldzaam, wist vooral Jennifer, en wat moest hij in een bar? Wat deed zij er? Wat was haar boodschap door haar aanwezigheid daar? Vannacht bemind, morgen vergeten? Ze kende het type dat grotendeels zijzelf was. Een lijf in goede conditie, gebruind in de zomer en de vroege winter, strak gekleed, smetteloos gekapt en geschoren, luisterend zolang het duurde en van alle markten thuis als het gesprek niet langer dan een avond duurde. Zijn middennaam was teleurstelling.
Ze dacht aan Sinatra en zijn levenslange liefde voor Ava Gardner en kreeg haast tranen in haar ogen.
When no one cares and the phone never rings
The nights are endless things
You're like a child that cries
And no one heeds the crying
You're like a falling star that dies
And seems to go on dying
Het was knap dat ze teksten onthield en melodieën kon neuriën, zelf met ordinaire muziek op de achtergrond. Gelukkig op de achtergrond, zodat ze kon verstaan wat de man zei die haar verlegen, opdringerig, grappig of ergerlijk ging aanspreken. Misschien moest ze een liedje hummen dat ging over een vervulde liefde, zodat het zijn toverkracht gebruikte om haar Ava te laten binnenstappen? Mooie vrouw, trouwens, die Ava Gardner. En dat was alleen al op foto’s. In levende lijve was ze vast betoverend.
Als zij in die tijd in Hollywood had rondgehangen, had zij haar huidige probleem niet gehad. Toen werd een vrouw allereerst gewogen naar haar uiterlijk. Zij stond vooraan in de rij, de Louises en Tessa’s achteraan. Jammer voor hen, maar alle kwaliteiten die een vrouw kon hebben, vielen in het niet naast haar schoonheid. Het was een mannenwereld waar vrouwelijke schoonheid werd beloond. Zij was beloond geworden. Een paar huwelijken met scheidingsregelingen die haar warmpjes achterlieten. Een riante villa in de heuvels. Geen werk, want ze was rijk, maar volop leisure, een begrip waar geen elegante vertaling voor was. En dan liep ze haar Ava tegen het lijf. Wat een ophef als het een vrouw en geen man was, maar haar onafhankelijkheid maakte haar onkwetsbaar. Nieuwe tijden braken aan en zij gaf de toon aan in hun luxe en luie wijk. Toen kon je nog met een Cadillac de straat op zonder je te schamen over de brutale verspilling. Toch vreemd, bedacht ze ineens, dat contrast tussen dat leven op de top van de wereld en de melancholieke teksten van al die prachtige liedjes. Dat Billie Holiday niet gelukkig was kon ze zich voorstellen, maar Peggy Lee? Gelukkig was er Doris Day, die stiekem een verdienstelijke zangeres was en in haar jongere jaren een stem had die iedereen blij maakte.
Tijd om Jennifer aan haar eigen gedachten over te laten. De barman nam haar tussen de bestellingen op, want hij was gewend om het overschot aan eenzame vrouwen na zijn dienst mee naar huis te nemen. Dat viel niet altijd mee, want hij moest na sluitingstijd opruimen en schoonmaken. Hij liet haar wachten en sommige gaven het op. Hij bracht de lege flessen naar achter en ze was verdwenen. Een paar hielden het uit, maar aangekomen in zijn appartement was het zo laat dat ze te lamlendig waren om nog ergens voor in te zijn. Als ze heel knap was, zoals de vrouw die afwisselend verveeld en peinzend keek, nam hij haar meteen mee en maakte hij de volgende ochtend schoon. Als zijn baas het merkte, kon hij het schudden, maar het was het risico waard. Hij vroeg haar naam.
‘Jennifer.’
‘Sid. Van Sydney. Niet wat je tegen een hond zegt.’
Ze glimlachte.
‘Mijn moeder had een zwak voor romantische komedies toen ik werd geboren.’
‘Welke film?’
‘Geen idee.’
Een klant. Het gesprekje kreeg geen vervolg, want toen Sid vrij was, was Jennifer bezet. Jammer vond hij, maar inbreken in een gesprek tussen klanten, zou zijn baas nooit vergeven. Er werd naar hem gefloten en hij werd er meteen nijdig van. Hij zei woef en gelukkig konden de klanten er meestal om lachen.
Jennifer maar weer. De man die naast haar zat, was geen Ava. Hij heette Lucas. Inschatten van het uiterlijk doe je in een fractie van een tel en na die fractie dacht ze dat hij eerder iets voor Louise was dan voor haar. Of voor Tessa als hij bestand was tegen haar onophoudelijk geleuter.
Zijn binnenkomer was verlegen gemompel. Ze liet hem naast zich zitten, hij bood haar een wijntje aan, zij daarna hem een biertje. Ze praatten en ze vergat zijn uiterlijk en haar uiterlijk en de enorme kloof ertussen. Toen hij terugkwam van het toilet had ze intussen besloten het maar eens te proberen met een man die niet de moeite nam zich te scheren voordat hij uitging, die zijn kleding online bestelde en die zijn buikje koesterde als een schamel bewijs voor zijn moeder dat hij echt goed voor zichzelf zorgde, ondanks dat hij alleen woonde. Ben je een goede minnaar, vroeg ze hem botweg.
‘Ik denk het wel. Ik heb niet veel ervaring, maar vind het genoegen van de vrouw belangrijker dan dat van mij.’
Intiemer dan dat werd het niet. Het gesprek dreef naar domeinen die wel interessant waren.
Hij luisterde en als hij praatte, was het een gesprek en geen toespraak. Ze haatte mensen die langdradig waren, zoals de meeste van haar collega’s. Of mensen die alles twee keer moesten zeggen. Of drie keer. Lucas zei iets en liet haar iets zeggen. Zij zei iets en liet hem iets zeggen. Het was in balans. Veel belangrijker dan wat in bed gebeurt, overwoog ze, want je praatte meer dan je vree. Veel en veel meer, in feite. Wat dat betreft kon ze genoegen nemen met een Stan, die fijn gezelschap was, maar hij moest niet dichterbij kom dan praatafstand. Dat vond ze van Lucas ook, begon ze te merken.
Ze vermaakte zich. Ze lachte. Ze zei dingen over dingen waar ze nooit iets over had gezegd, behalve ooit tegen Stan. Zoals de nadelen van de elektrische auto, de vergankelijkheid van vriendschappen, overgewicht, ruimtevaart en weerpaniek. Het waren maar een paar voorbeelden. Opmerkelijk hoeveel andere onderwerpen er waren dan relatie of geen relatie, uiterlijk en jezelf. Het luchtte haar op dat ze het een keer niet over zichzelf hoefde te hebben, want de doorsnee bargesprekken waren ondervragingen omdat beiden wilden weten welk vlees ze in de kuip hadden. Bij Lucas hoefde dat niet, want het werd toch niets. Het was verbazend ontspannen.
Ze dronk teveel, begon gewaagde opmerkingen te maken en merkte dat hij er niet op inging. Het leek wel of hij niets in haar zag op het intieme vlak. Niet te geloven, hoewel het begrijpelijk was dat hij vreselijk onzeker was als een ontzettend knappe vrouw als zij belangstelling voor hem had.
Inmiddels hadden ze het over de handelsverhoudingen met Afrika en was Jennifer zo beneveld dat ze alleen nog kon denken aan een ding tegelijk en dat was op dat moment de handelsbetrekkingen met Afrika. Ze dacht niet meer aan zichzelf, aan Lucas en aan de voortzetting van hun omgang in bed. Lichte dronkenschap perkte de wereld, in feite de geachten erover, in tot het hier en nu. Dat bleek uit onderzoek, had Lucas eerder op de avond gezegd. Hij las veel en daarom wist hij veel, legde hij uit. En op school had hij opgelet, zodat hij er meer had opgestoken dan de doorsnee leerling, die vooral bezig was met zichzelf te vermaken.
Hij ging plassen. Alweer, zei ze, en ze kregen haast een lachstuip. Ze maakte haar hoofd leeg, wat vanzelf ging, en keek naar de barman. Tjee, want een stuk. Te jong, maar wie maalt daar om als hij er niet om maalt. Sommige jongens gingen voor rijpere vrouwen.
‘Gezellig met je vriend. Ken je hem al lang?’
‘Net ontmoet.’
‘Gezellig.’
‘Vind ik ook.’
‘We gaan zo sluiten.’
Lucas was terug. Hij moest echt gaan, want hij ging de volgende dag naar zijn oma in Leeuwarden en wilde op tijd de weg op.
‘Als je goed doorrijdt, ben je er nog voor ze dood is.’
Waarom zei dat dat nou, maar hij lachte er om. Hij deed zijn jas aan, rekende de hele rekening af en vroeg of hij haar thuis moest brengen.
‘Lopende, weliswaar, want ik ben te voet. Ik woon vlakbij.’
‘Ik blijf nog even. Het was heel gezellig, eh, Lucas.’
Ze schaamde zich voor haar aangeschoten gelal. Hij vertrok. Ze dacht nergens aan. Ze wilde nog een wijntje, maar het was mooi geweest. Ze had een kater. Nog niet van de drank, maar van de ontmoeting. Lucas was geen kerel, vent, jager of prooi. Hij was een mens. Hij was degene die omgang met anderen de moeite waard maakte. Hij was het zout in de wond van haar eenzaamheid.
Wacht je even op me, zei de jongen. Ze was zijn naam vergeten. Iets dat op een hondenaam leek: Fik of Bruno. Opruimen en schoonmaken deed hij de volgende dag. Hij woonde vlakbij.
Uit: Wel...