Ron

Aan het begin van de herfst kon het ’s nacht behoorlijk koud zijn. Normaal zou je daar niet mee zitten, maar als je verwarming uitviel, was het een ander verhaal. Elly vond dat Rons klanten daar eerder aan moesten denken en hun ketel voordat de kou kwam aan hadden moeten zetten om erachter te komen of alles het nog deed. Een mooi voornemen, maar dat doet geen mens, zei Ron.

‘Je moet wel heel erg vooruitkijkend zijn om op die manier vooruit te kijken. Als ze het koud hebben, draaien ze aan de thermostaat en als er niets gebeurd, bellen ze mij. Zo gaat dat.’

‘En dat moet in het weekend?’

‘God zorgt voor het weer, dus kijk mij er niet op aan.’

‘Als god voor het weer zorgt, kan hij ook voor die verwarmingsketel zorgen.’

‘En dan ben ik mijn baan kwijt.’

Die opmerking over die god had niets te maken met geloof, maar alles met het weer. Omdat de klanten van een verwarmingsmonteur doorgaans in de kou zaten als hij kwam opdagen, was klagen over de kou het eerste wat hij moest aanhoren. Daarna volgde een klaagzang over de woningbouwvereniging, die niet thuis gaf als ze belden met een klacht. Ik ben er toch, dacht hij, want de woningbouw gaf de opdrachten netjes door. Maar het was nooit vlug genoeg en hij was nu eenmaal de enige klaagmuur die de verkleumende stakkers hadden. Als de klant een onbeholpen oudje was, gaf hij na de reparatie zijn eigen telefoonnummer voor het geval de boel niet goed werkte, maar hij werd nooit gebeld, want hij deed zijn werk goed. Elly vond het niets, dus zei hij dat hij het niet meer deed, maar bleef het toch doen. Het was tenslotte zijn werk en zijn telefoon. En ondanks dat zijn werk niet veel aanzien had, was het belangrijk voor hem. Om te beginnen omdat hij het zo goed mogelijk wilde doen en vervolgens omdat warmte een primaire levensbehoefte was, vooral voor bejaarden die in de winter de deur niet uitkwamen. 

Het werk zo goed mogelijk doen was niet de ketel aan het draaien krijgen, maar de klant tevredenstellen. Daarvoor waren technische en menselijke vaardigheden nodig. Dat laatste was bij zijn collega’s zeldzaam. Als het hielp om de klant gerust te stellen, nam hij de tijd om de installatie te demonstreren en de verschillende code’s op de display uit te leggen. Hij ging alle kamers af om te voelen aan de radiatoren, hoewel hij bij voorbaat wist dat alles naar behoren werkte. Voor veel klanten was wat hij deed magie en daar hoorde rituelen bij. Hij werkte niet alleen aan de ketel, maar ook aan het hoofd van de klant. Zijn collega’s lachten er om, maar als Carla werd gebeld, vroegen ze niet naar Charles, Nourdin of Henk, maar naar Ron. Hij was de magiër. Hij kreeg elke ketel aan de praat en elke klant tevreden.

Als hij werd gebeld in het weekend, was Elly niet tevreden. Als ze plannen hadden met de meiden vond ze het vervelend als hij op het laatste moment niet mee kon. Ze gingen naar een trampolinepark. Ron zou er naartoe komen als hij klaar was. Elly vroeg waar de klus was en rekende hem voor dat het de moeite niet waard zou zijn. 

‘Misschien is het zo klaar. Een ontsteker die niet werkt. Dat fix ik in vijf minuten.’

‘En dan heb je een half uur nodig om de klant uit te leggen wat hij de volgende keer zelf kan doen. Met de reistijd erbij, ben je terug als wij naar huis gaan.’

Elly was een schat, maar aan haar negatieve ingesteldheid had hij een hekel. Hij had nog tijd genoeg om met de meisje te springen en als dat niet het geval was, was hij er weer als ze thuis waren. Dat hoefde niet perse, want ook als hij op de klus was, kon hij gebeld worden. Hij hoopte van niet, maar anders zou het het einde van de middag worden. Dat weekend had hij namelijk oproepdienst. Hij moest Carla eens vragen of het allemaal wel klopte, want hij had het idee dat hij vaker dienst had dan Nourdin of Henk. Geen enkele klant had een van die jongens in het weekend of ’s avonds graag over de vloer, maar het ging om de ketels en niet om het gezelschap. Hij vroeg zich af hoe Carla de indeling maakte.

‘Ik was ook liever meegegaan naar de trampoline, maar het is nu eenmaal mijn werk. Maandag en dinsdag ben ik vrij.’

‘Dan ben ik op mijn werk en zijn de meiden op school.’

‘Ik breng ze en haal ze op. We gaan na school iets leuks doen. En ik kook.’

Elly smolt. Hij kreeg een glimlach en ze zei iets van lieve uitslover. Ze pakte de autosleutels en riep de meisjes, die het nauwelijks erg vonden dat hun vader niet  meeging. Ron reed met zijn bus achter Elly aan, maar sloeg af bij het eerste stoplicht. 

De collega’s fantaseerden dat ze op een zaterdagmiddag een bloedmooie vrouw aantroffen, die de reparatie in natura betaalde. Ron was een realist en hij was ook in gedachten trouw aan Elly. Hij lachte de jongens uit en schetste hun werkelijke omstandigheden. Hun weekendklanten waren doorgaans oud, dik en lelijk. Alleenstaand en eenzaam klopte, maar wat had je daaraan als je niet net als Charles voor bejaarden viel. En een vrouw met enige klasse, zag een verwarmingsmonteur niet staan. Of juist wel, vond Nourdin, die sportief en sterk was en een exotisch uitstraling had. Vervolgens werd hij uitgelachen. 

De collega’s troffen elkaar aan het begin van een werkdag als ze in het magazijn de voorraad ontstekers, kranen, expansievaten en koppelingen in hun bus aanvulden. Carla kwam erbij staan en ze namen de tijd om te geinen. In zeker zin waren ze eigen baas. Niemand, behalve de klant, gaf er iets om of ze kort of lang over een klus deden. Als alles vlot ging, was hij thuis als de kinderen van school kwamen. Als hij tijd nam voor de klant, en dat deed hij doorgaans, verscheen hij als het eten op tafel stond. Soms moest hij daarna naar een laatste klus. Elly zei dat de klant daar niet blij mee was. Die had de hele dag op hem gewacht. 

‘Ik heb gebeld.’

Dat deed hij inderdaad. Carla gaf hem de nummers van de klanten van die dag en hij belde om te laten weten hoe laat hij kwam. Er waren dagen dat hij langer aan de telefoon was dan dat hij aan ketels rommelde. Charles zei dat in de tijd voor de mobiele telefoon de klanten het geduld op konden brengen om de hele dag te wachten. Ze hadden trouwens geen keuze. Zelf maakte Ron volop gebruik van het gemak van de mobiele telefoon. Hij regelde zijn eigen dag. Hij kon als het nodig was de meiden van school halen, ging als Elly thuis was of de meiden vrij waren thuis lunchen en geen baas hijgde hem in zijn nek. Hij belde geregeld met Carla en gaf dan door hoe lang de klus had geduurd, welke onderdelen in rekening konden worden gebracht, wat er besteld moest worden en wat de staat van de ketel was, zodat ze dat kon doorgeven aan de woningbouw. Soms belde hij zelf de opzichter. Hij kende ze allemaal. Er waren erbij die de huurders nog geen spijker in de muur gunden, maar anderen stonden klaar om te helpen waar het nodig was. Dat hij niet het gevoel had dat hij voor een baas werkte, was erg fijn.

Terwijl hij voor een stoplicht stond, dacht hij aan Elly en de meiden. Ze zouden hem niet eens missen. Elly raakte in gesprek met andere moeders. Daar was ze makkelijk in. De meisjes sprongen op de trampolines tot ze het beu waren, Amy eerst, dan Tilly, maar sportieve Josine hield vol tot Elly haar ervan af moest sleuren. Elly gaf ze drinken en snoep, veel te veel naar zijn zin, en dan konden ze er weer een half uur tegen. Als hij er op tijd was, kon ze naar huis met Tilly en Amy, zodat hij kon blijven tot Josine er genoeg van had. Josine ging later vast iets doen met sport. Cios of de sportacademie als ze wat meer haar best deed op school. Het zat erin, maar kwam er nog niet uit, zei haar juf. Wie deed zijn best op de basisschool, was zijn verweer. Waar was dat goed voor? Op de middelbare was alles anders. Probeer eerst maar eens op de middelbare van je keuze te komen, vond hij. Het was hem niet gelukt, want hij had dezelfde instelling als zijn lakse dochter. Waarom je best doen als er niets te winnen viel? Dat maakte hij zichzelf wijs, maar volgens Elly zat er bij hem indertijd niets meer in dan een vakopleiding. Zelf had ze de Havo afgemaakt en nu werkte ze in de bejaardenzorg. De beloning voor haar inzet op school was werk dat iedereen kon doen na een dagje meelopen: verwarmingen repareren was andere koek. En hij verdiende meer.

Zijn telefoon zei dat hij was aangekomen. Het was een rijtjeswoning in een slaperige straat. Hij herkende het blok als huurwoningen van de Franciscus Woningbouwvereniging. John was de opzichter van deze wijk. Hij zou erom lachen als hij hem op zaterdagmiddag belde om te melden dat zijn huurder in de kou zat en dat hij een pomp of de electronica van de ketel moest vervangen en een gepeperde factuur zou opmaken. John zou vloeken, maar geen nee zeggen.

Ron pakte zijn gereedschapskoffer en belde aan. Zich voorstellen hoefde hij doorgaans niet, want de klant verwachtte een monteur en hij zag er blijkbaar uit als een monteur, zeker met zijn versleten gereedschapskoffer. Ook die van hem was een puinhoop. Dat hoorde bij het vak, zeiden de jongens. Wie zijn koffer netjes houdt, kan beter in een woonwinkel gaan werken. Dat sloeg op Theo, die een blauwe maandag bij hen had gewerkt, maar veel te precies was. Een oude ketel hoefde niet nieuw te zijn, maar voor Theo wel. Hij deed heel lang over simpele klussen en Richard had hem aangeraden ander werk te zoeken. Hij vond een baan bij een woonwinkel. Zijn koffer zag er piekfijn uit.

Een droom deed de deur open. De jongens zouden hem niet geloven als hij het woensdag vertelde. Na een weekenddienst had hij maandag en dinsdag vrij. Zonder Elly en de meiden in huis, verveelde hij zich dan dood, maar het was ook lekker rustig. Dan kun je al wennen aan je pensioen, was Elly’s commentaar. De droom was blond, jong, knap en gekleed in een wijde bloes en strakke broek. Ze had blote voeten en haar haren in een staart, juist zoals hij Elly graag zag als ze thuis rondhing en niets te doen had. Casual was vreselijk sexy, vond hij.

‘Je zit in de kou?’

Ze deed een stap opzij om hem binnen te laten. Koud was het niet in het huis. De droom zei dat ze vanmorgen had gedoucht, hij rook het aan haar, en dat er daarna geen warm water was. Ze voelde aan de radiator in de gang. De verwarming deed het ook niet, zei ze. Haar stem paste bij haar verschijning. Lief en niet onnozel. Hij vroeg waar de verwarmingsketel zich had verstopt. Het was zijn gebruikelijk binnenkomer om het ijs te breken, want hij besefte heel goed dat het voor veel mensen een inbreuk op hun privacy was om een vreemde kerel binnen te laten, zeker als het een vrouw was die alleen thuis was. Hij wist natuurlijk waar de ketel hing, maar hij liet haar voorgaan naar de zolder. Prachtige benen en billen. Woensdag maakte hij er een jurkje zonder slip van, zodat de kerels hun lol op konden. Hij trok de kap van de ketel. Ze bleef erbij staan op de krappe overloop. Om een gênante situatie te verluchtigen en om zijn deskundigheid aan te tonen, vertelde hij wat hij deed. Hij pakte de universeelmeter uit zijn koffer en keek of er op de juiste plaatsen spanning stond. 

‘Helemaal goed.’

Hij keek haar even aan. Vreselijk knap. Was ze de dochter die nog thuis woonde of was ze de vrouw van een gelukkige vent? Of woonde ze alleen? De monteurs volgden één keer per jaar een cursusdag waar hen werd verteld wat ze wel en niet mochten vragen en zeggen. Geen persoonlijk vragen stellen, want dat wordt zeker door vrouwen als bedreigend ervaren. Geen koffie of thee aannemen, want dat kost tijd en er moet gepraat worden tijdens het slurpen en dat vindt niet iedereen prettig. Zorg dat je gedoucht hebt. Laat geen troep achter. Ga meteen weg als de klus klaar is. Niet bellen als je bij een klant bent. Waar de cursus niet in voorzag, was Carla. Die kon niet weten wat ze deden of waar ze waren als ze hen belde. Wat hij aanmoest met een verleidelijke meid hoefde ze hem op die cursus niet te vertellen. Niets. Hij vond het eigenlijk al onfatsoenlijk om er achteraf met de jongens over te beginnen. Stel je voor dat het je eigen vrouw was.

Hij werd gebeld. Carla kon hij niet zijn, want die werkte niet. Misschien Elly.

‘Sorry.’

‘Geeft niet.’

Het was een klant. Het klonk als een oud mannetje. Het was een van die kneuters die hij om een of andere reden zijn eigen nummer had gegeven, maar hij herinnerde zich de man niet. Hij geneerde zich terwijl hij bellend voor de ketel stond en de jonge vrouw naar hem staarde. Ze vroeg zich natuurlijk af wanneer hij weer aan de slag ging. Hij keek haar aan en maakte met een gezichtsuitdrukking duidelijk dat hij er ook niets aan kon doen. Ze gaf hem een meelevende blik, maar inplaats dat ze naar beneden ging en zich aan haar eigen bezigheden wijdde, bleef ze op de overloop staan. Vlakbij hem en de geur van haar dure badschuim vulde de ruimte. Elly gebruikte het goedkoopste spul van het Kruidvat. 

De jonge vrouw was mooi. Dat was onmiskenbaar, en terwijl hij naar de leidingen en kranen onder de ketel keek, waar niets was te zien dat hem wijzer kon maken, keek hij ook naar haar. Ze had een prachtig figuur. Elly zag er ook goed uit, maar het moederschap en het goede leven hadden hier en daar een pondje toegevoegd. Het kon alleen maar meer worden, was hij bang. Het was niet iets wat bespreekbaar was, dus gaf hij de meiden en Elly het goede voorbeeld door fit en slank te blijven. Hij zag eruit of hij twintig was en de vrouw zou niet teleurgesteld zijn als ze hem verlokte om uit de kleren te gaan.

‘Wat is het probleem?’

Het oude mannetje was warrig. Hij praatte, maar Ron begreep er niet veel van. 

‘Geef je adres dan kom ik er zo aan.’

Hij moest er nog een paar keer om vragen. Hij klikte het oudje weg en de droom toonde haar meelevende kant door te zeggen dat hij vast net als zij in de kou zat, want anders belde hij op zaterdagmiddag geen monteur.

‘Soms is het niets. Dan vergeten ze de thermosstaat aan te zetten.’

Hij verdiepte zich in de verwarmingsketel en na een halve minuut had hij het mankement gevonden. Hij verdraaide een paar stelschroeven, trok de stekker eruit, wachtte even en deed hem er in. De ketel gehoorzaamde. 

‘Alles is weer goed. Probeer beneden of je warm water hebt.’

Dat had ze natuurlijk want de ketel werkte, maar het ging om het geruststellen van de klant en niet om het bewijzen van zijn vaardigheid. Hij stond op gepaste afstand voor de deur van de badkamer. Ze liet de warmwaterkraan even doorlopen en was blij. Ze bedankte hem en dit was het moment dat er sprake was van een gelijkwaardig en empatisch menselijk contact. In een wereld die romantisch was als een weke film, zou ze hem aankijken met een dankbare en smachtende blik en zou ze zich aan hem geven, zoals ze wel vaker deed als het leven haar toelachte. Hij vergat het oude mannetje en ze hadden een adembenemende middag.

Maar in een wereld met Elly en de meiden geneerde hij zich opnieuw en nu om de blik die hij in haar badkamer had geworpen. Hij was ordelijk en chique, wat vreemd was in een huurhuis, want ze had er overduidelijk een project van gemaakt. Moest hij er iets van zeggen? Niet doen, fluisterde de cursus hem in. Hij antwoordde met een glimlach en ging haar voor de trap af. In de gang voelde hij ten overvloede aan de radiator.

‘Nogmaals ontzettend bedankt’, zei ze in de deuropening. ‘Fijn dat je me op je vrije dag hebt geholpen.’ 

Nu begon ze te praten. Hij bleef staan. Hij had oproepdienst legde hij uit. 

‘Maar dan nog. Je was vast liever bij je gezin. Heb je kinderen?’

Er was blijkbaar geen cursus voor klanten. 

‘Drie meiden.’

Hij noemde hun leeftijden en vertelde dat ze op dat moment in het trampolinepark waren. Ze kende het, want ze was er geweest met haar neefjes. Zelf had ze ook gesprongen, maar salto’s maken durfde ze niet. 

‘Het lijkt enger dan het is’, zei Ron. 

Voor de deur was het veilig voor haar. Ze maakte vast vaker mee dat mannen tegen wie ze aardig was, teveel van haar wilden. Om te leren hoe ze zich moest redden met haar prachtige lijf en knappe gezicht had ze geen cursus hoeven volgen. Het leven had het haar geleerd. De ultieme les die ze leerde was dat haar uiterlijk verhinderde dat ze een betekenisvolle relatie met een man kon opbouwen. Ze trok de verkeerde kerels om de verkeerde redenen aan. Als hij met haar had samengewoond was het lastig om niet de hele tijd aan seks te denken. Maar het wende en na maanden of jaren zou ze van een onweerstaanbare verschijning een partner worden. Ongeveer zoals het met Elly en hem was gegaan, want in het begin was hij vol van Elly en haar seksuele aantrekkelijkheid. Maar voor het zover was, had ze de kerel al afgeschreven. 

Ron lapte de cursus aan zijn laars.

‘Doe je aan sport?’

Dat deed ze. Ze ging naar de sportschool, ze rende met vriendinnen en tot voor kort had ze gehockeyd. Ze wijdde erover uit en ze was gezellig. De koffer begon zwaar te worden, maar neerzetten gaf een verkeerde boodschap. Hij dacht aan het oude mannetje.

‘Het oudje is inmiddels doodgevroren.’

Ze lachte. Als ze eerder had gelachen en als ze nog binnen waren, had hij niet voor zichzelf ingestaan. 

‘Ga maar gauw.’

Hij gaf haar een kaartje met zijn telefoonnummer. Dat hoefde niet, maar het mocht van de cursus. Het was meer vriendelijk dan opdringerig en de klant kon het weggooien. In de romantische film belde ze hem en spraken ze af in een bar, om de avond in de nacht over te zien gaan en na een heftige vrijpartij in haar behaaglijk warme huis samen te ontbijten. Daarna volgde een heerlijke erotische douche met volop warm water. Naar de hel met Elly en de meiden!

Hij stapte in zijn bus en zij sloot de voordeur. Hij was goed in onthouden van allerlei gegevens, zoals serienummers van onderdelen, namen van klanten en adressen. Vroeger ook telefoonnummers, maar dat deed zijn telefoon voor hem. Hij typte het adres dat het oudje had genoemd in op zijn telefoon. Andere kant van de stad. Als alles meezat haalde hij de trampolinehal nog. Bij het eerste stoplicht dacht hij een de jonge vrouw, bij het vijfde was ze vervaagd en bij het achtste vervangen door Elly en was de seks verdwenen. Hij moest haar bellen, want ze vond het erger dat ze niet op de hoogte was dan dat hij te laat kwam. Beide even erg, in feite. Zelf zou hij er inmiddels aan gewend zijn als Elly onregelmatige uren had, bijvoorbeeld als ze in de verpleging had gewerkt. Vroeger had ze weleens avonden gedraaid, maar nu ze leiding was, hoefde dat niet meer. Hij had gewoon gewacht tot ze terug was en niet de hele tijd gewenst dat dat eerder was dan het was. Ze frustreerde zichzelf met haar houding. 

Hij belde. Elly was neutraal. Doorgaans was ze dat pas achteraf. Ze begreep wat hij moest doen en ze wist dat het niet anders kon. Maar als hij vertelde hoe hij een klus had aangepakt, keek ze hem afkeurend aan. Dan vond ze hem een uitslover. Ze was oneerlijk, want zelf ging ze ook tot het uiterste en bij haar werk ging het net als bij hem om niets anders dan het welzijn van bejaarden. Ze zorgden er beiden voor dat de oudjes niet in de kou stonden: zij figuurlijk, hij letterlijk.

De middag was half om toen hij stopte bij het opgegeven adres. Hij pakte zijn koffer, deed de bus niet op slot want het was een nette buurt, en belde aan. Het was een oud, bibberig mannetje.

‘Jij bent van de verwarming.’

Ron tikte op zijn koffer. 

‘Hij doet het niet.’

‘Daar kom ik voor.’

In het echt was het mannetje beter te verstaan en korter van stof dan aan de telefoon. Hij wees naar de keuken aan het einde van de gang, want daar moest hij door om in de bijkeuken te komen.

‘Laat maar weten als je klaar bent.’

Geen koffie of thee die hij moest afwijzen. Het oudje ging blijkbaar naar cursussen in het buurthuis. Hij had zich niet eens voorgesteld. Ron liep door. De keuken was spaarzaam ingericht en opgeruimd. In de bijkeuken stond een stellingkast met troep en stonden de gebruikelijke apparaten. Onder de verwarmingsketel was het een warboel van leidingen en dat viel ineens op. Waarom wel een kap om de ketel en de rest open en bloot? Dat mensen die een net huisje wilden dat pikten. Het was iets anders als de ketel in een kelder of een aparte zolderruimte hing, maar hier hing hij in het zicht en het zag er niet uit.

Hij haalde de kap van de ketel, zette zijn koffer op de wasmachine, deed die open en begon met zijn ritueel. Op modernere ketels zaten sensoren die deden wat hij met zijn universeelmeter deed. Hij hoefde doorgaans niet meer te doen dan aflezen wat er aan de hand was. En dan repareren, natuurlijk, hoewel het ook vaak een kwestie van afstellen was. De bewoners had een verkeerde code gebruikt om de temperatuur van het warme water te verhogen of te verlagen omdat de radiatoren te warm werden. Afblijven, was het devies. Dat de gebruiker keuzes had, was prima, maar konden ze het niet zo inrichten dat het niet mis kon gaan? Simpel, gewoon een display met een paar opties die geen kwaad konden. En achter de kap een display voor hem. Hij moest zelf maar eens een ketel ontwerpen: gebruiksvriendelijk, chique afgewerkt en met weggewerkte leidingen.

Zonder moderne display duurde het een tijd voor hij wist wat het probleem was. In het circuit van de automatische ontsteker was een condensator gaan lekken en dat had de printplaat beschadigd. Als het geen ketel uit het jaar nul was, had hij in zijn bus een printplaat, die trouwens geen ouderwetse condensators hadden, zodat er niets meer kon lekken. Vijftien jaar oud, schatte hij. Hij zocht de sticker met het bouwjaar. Zestien. Nodig aan vervanging toe, maar daar had het oudje op dat moment niets aan. Volgende week zou hij Rudy bellen en die moest maar vlug een nieuwe ketel regelen. Daar zou hij niet blij mee zijn, want het gold waarschijnlijk voor de hele straat. Dat had je ervan als je het advies van deskundige monteurs in de wind sloeg. Hij had zin om Rudy meteen te bellen. Inplaats daarvan belde hij Charles. Voor oude troep moest je bij hem zijn.

Charles kende het model. Hij had er heel wat kostbare uren aan besteed om ze aan de praat te houden. Dan moest het ding minstens vijftien jaar oud zijn, want ze waren allemaal vervangen. Zestien, zei Ron. En nee, er was geen andere printplaat als vervanging. Je moest de originele hebben en daar had hij er nog wel een van in zijn bus. Charles’s bus was legendarisch. Alles zat erin en je kon niets vinden.

‘Dan kom ik even zo’n ding halen.’

‘Laat ik even kijken of ik er een kan vinden. Ik bel je terug.’

Hij kon een praatje met het oudje gaan maken, maar daar had hij even geen zin in. Hij ging de keuken in en ging aan de keukentafel zitten. De printplaat halen, vervangen, opruimen. Een uur. Dan nog naar huis rijden. Hij belde Elly. Ze was kortaf. Hij vroeg hoe de meiden het springen vonden. Elly ontdooide en vertelde dat ze het geweldig vonden. Amy kon nu ook een soort koprol maken, hoewel het meer leek op vallen en opstaan, maar zelf was ze er er opgetogen over. Josine was nogal aan het opscheppen met haar salto’s en schroeven. Er bleven mensen naar haar staan kijken. Elly legde uit wat een schroef was. 

‘Ik had erbij willen zijn.’

‘We zien je straks.’

Met een beetje geluk haalde hij het avondeten. In het weekend kookte Elly omdat de meisjes dan genoeg hadden van zijn sobere kost. Ze werkten beiden en hadden de verzorgingstaken eerlijk verdeeld. Elly deed de was en hij maakte schoon. De weekboodschappen deed degene die vrij was op maandag. Ze probeerden de meiden in te zetten, maar dat kostte meer strijd dan het opleverde. Soms droogde Josine af. Tilly hielp graag, maar alleen als ze zin had en dat was niet vaak.

Charles belde. Hij had de printplaat gevonden.

‘Dat werd tijd.’

‘Wil je hem of niet?’

‘Waar ben je?’

Charles was niet thuis, wat aan de andere kant van de stad was, maar op familiebezoek. Hij noemde het dorp. Ron had er nog nooit van gehoord. Hij vroeg hoe ver het rijden was. Drie kwartier. Dat viel mee, maar het viel ook tegen. Het kostte hem zijn avondeten met Elly en de meisjes. Maar het oude mannetje was te zielig om hem nog een dag en twee nachten in de kou te laten zitten, hoewel het niet ijskoud was. Omdat het om een bejaarde ging, zou Elly het begrijpen, maar pas nadat ze hem op de nodige verwijten had getrakteerd.

Hij klopte op de kamerdeur en legde uit wat er aan de hand was en wat hij eraan ging doen. Hij overwoog om het oudje te vragen om tot maandag bij familie of buren in te trekken, maar dat zou hij dan doen om voor het eten thuis te zijn en dat was een oneerlijke ruil. Hij had zich trouwens niet te bemoeien met het leven van de man. Hij moest ervoor zorgen dat de kachel weer aan ging. Aan de ene kant een simpele taak, aan de andere een opdracht die hem oplegde om tot het uiterste te gaan.

‘Je komt toch wel terug?’ vroeg het oudje. 

Met angst in zijn ogen, zou hij straks aan Elly vertellen. Dat maakte veel goed.

‘Op mij kun je rekenen.’

Voor hij kon vertrekken werd Ron vergast op een tirade over onbetrouwbare buitenlanders en marktkooplui. Met een schraal pensioentje moest je wel bij die buitenlanders kopen, maar als je niet oplette, kregen hun eigen lui de verse groenten en jij de bedorven exemplaren. Het leek of het oudje erin ging stikken.

‘Zo erg zijn ze toch niet. Mijn collega Nourdin doet zijn werk prima, op hem kun je bouwen.’

‘Dat zijn de uitzonderingen, net als de buurman van hiernaast.’

‘Ik moet echt gaan als je het vanavond nog warm wilt hebben.’

Zijn telefoon vertelde hoe hij moest rijden. Hij reed de stad uit op wegen die hij nog nooit had gezien. Ze gingen nu en dan naar het bos of hij bracht de meisjes naar vriendinnetje die soms buiten de stad woonden, maar stomtoevallig nooit de kant op waar hij nu op ging. Hij reed langs een industrieterrein en daarna langs weilanden en akkers. Het duurde even voor hij een dorpje in reed. Niet gek dat ze hier nooit kwamen, want er was niets. Toch vreemd hoe onbekend de wereld kon zijn terwijl het zo dichtbij was. Neem de buren. Er zat niet meer dan een muur tussen, maar ze leefden een leven waar hij niets van wist. Grotendeels, dan. Hij zag ze komen en gaan, zag ze boodschappen uit hun wagen halen, merkte het als er familiebezoek was of een verjaardag. Hij maakte soms een praatje. Waar hij niets van wist, was hun innerlijke leven: hoe ze hun eigen leven beleefden. Zelfs bij Elly moest hij er soms naar raden.

Charles deed de deur open en ze gingen naar zijn bus, die om de hoek stond, omdat Karin vond dat het ding er niet uitzag. Ze schaamde zich dat ze met de werkbus op familiebezoek moesten.

‘Wim heeft de luxewagen. Ik laat hem echt niet met mijn bus rondrijden. Dan maakt hij er een clubhuis voor zijn vrienden van en zit ik dagenlang in de blowlucht.’

Ze stonden voor de bus en Charles draaide een shaggie. 

‘Je bent de laatste die dat nog doet.’

‘Slechter dan sigaretten, zeggen ze.’

‘De printplaat?’

‘Ben ik blij dat ik even uit dat kippenhok ben.’

Ron liet het gaan. Het avondeten was geofferd. Na het eten installeerden de meisjes zich voor de televisie, Elly rommelde wat in huis en hij deed de afwas. Daarna kwam hij met fris en chips en popcorn voor Amy, die chips te zout vond. Tilly vond popcorn te plakkerig. Iedereen kreeg haar zin. Elly ging erbij zitten met haar melkkoffie en pakte nu en dan een chipje van Josine, die liet merken dat ze dat irritant vond. Moet ze niet doen, vond hij. Ieder heeft zijn ding en daar heb je respect voor. Hij vroeg of hij voor haar een bakje moest halen, maar dat hoefde niet, want ze wilde geen chips. Dan ook niet die van mij, zei Josine.

Charles leuterde over zijn familie. Na nog een shaggie pakte hij de printplaat van de voorbank. Ron vroeg hoe het wist dat dit de goede was. Hij leek op de printplaat die hij had verwijderd en die hij dom genoeg niet had meegenomen, maar hij was er niet zeker van. Charles legde graag uit. Hij wees op een minuscuul stickertje en had een lang verhaal over de fabrikant van de oude ketels. Wat zo’n man toch allemaal wist. Het was trouwens de enige printplaat die hij op dat moment te pakken kreeg, dus als het niet werkte, kon het oudje alsnog vertrekken naar een warme plek. 

Alles kostte tijd. Op de terugweg hield Ron zich netjes aan de snelheidslimiet, wat hij altijd deed. Hij kwam op tijd voor chips en popcorn en de afwas deed hij als de meisjes in bed lagen. Inmiddels was het donker. Hij stopte voor het koude huisje van de bejaarde en belde aan. De man was verbaasd dat hij toch was gekomen. 

Ron had geen zin om nog iets te zeggen. Hij monteerde de printplaat, wat natuurljk de nodige problemen opleverde. Zijn soldeerbout moest er aan te pas komen. De tijd verstreek, Hij bezwoer zichzelf om kalm te blijven, zich te concentreren op de klus. Hij kon bellen, maar dat zou Elly niet vrolijker maken. Hij keek op zijn telefoon hoe laat het was. Als hij nu werd gebeld voor een klus, zou hij de boel kort en klein slaan. De printplaat was aangesloten. Hij ruimde zijn gereedschap op en deed de stekker van de ketel in het stopcontact. Niet nodig, want die zat er nog in. Shit! Daar zou de volgende cursus over moeten gaan. We kunnen proberen de klant te vriend te houden, maar die wordt niet blij als we onszelf elektrocuteren. Hij startte de ketel op en het ding deed het. Hij wachtte tot de boel warm was, bekeek de primitieve display, voelde aan de leidingen en luisterde naar de ventilator, de branders en de pomp. Hij sloot zijn koffer.

‘Over een half uur is het overal warm.’

Het oudje was dankbaar en wilde over warme landen in Afrika beginnen, waar ze niet hoefde te stoken en waar de Marokkanen meer op hun plaats waren, maar Ron negeerde de cursus en reageerde niet. Hij trok de voordeur achter zich dicht, zette zijn gereedschapskoffer in de bus, stapte in en reed weg.

De meisjes zaten op de bank. Elly vouwde was op aan de eettafel. Ze was lief. Dat was ze eigenlijk altijd en hij begreep niet waarom hij zo vaak van het tegendeel uitging. Zijn bord stond in de koelkast en hij hoefde het alleen maar op te warmen in de magnetron. Hij ging naar de keuken, deed zijn bord in de magnetron, pakte het schaaltje met salade en zette het op de eettafel, waar zijn bestek lag en Elly een plekje voor hem had vrijgemaakt. 

‘Wie heeft in godsnaam de afwas gedaan?’

Nadat hij zijn eten op had, ging hij rond met fris, chips en popcorn. Iedereen dronk iets anders. Josine ijsthee, Tilly appelsap, Amy sinas en Elly melkkoffie. Zelf wilde hij even niets anders dan zich op de bank tussen zijn dochters wringen en meisjestekenfilms kijken.

Uit: Wel...