Marion
In het onderwijs leerde je af om te piekeren. Als je het toeliet, kwam je nergens anders meer aan toe. Marions collega Kees, die van haar leeftijd was, had haar wat dat betreft veel geleerd.
‘We worden betaald voor acht uur werk op een dag. Staat in de CAO. Reken zelf maar uit hoe laat je klaar bent als je om acht uur begint en geen pauze neemt. Nu, dus.’
Ze stonden te praten in de hal. Kees had zijn jas aan en zijn fietssleutel in zijn hand, Marion had een stapels kopieën onder haar arm. Alvast voor morgen, zodat de kinderen meteen aan de slag konden.
‘Ik moet gewoon naar jou luisteren, Kees, want je hebt helemaal gelijk. Maar hoe moeilijk is het om een slechte gewoonte van dertig jaar kwijt te raken.’
‘Jij en al onze overijverige collega’s zijn in de zorgzaamheidsval getrapt. Omdat wij geen gehaktballen draaien, maar werken met mensen, maakt onze werkgever, in ons geval de maatschappij, misbruik van onze medemenselijkheid. Verpleegkundigen en bejaardenverzorgers zitten in dezelfde val. We willen ons werk zo goed mogelijk doen, anders ontnemen we de kinderen iets. Daarom zitten we, ik bedoel jullie, om elf uur ’s avonds nog e-mails te beantwoorden en toetsen na te kijken. Maar jullie trappen ook in een andere val, namelijk die van de leerkracht. Jullie denken dat je zo vreselijk belangrijk bent voor die kindjes, terwijl die het heel goed zonder jullie, en dan bedoel ik ons redden.’
Dat was waar in Kees’ klas. Zijn kinderen waren heel zelfstandig, erg tevreden en erg lawaaiig. Als je niet wist dat ze bij Kees zaten, die dat mondig noemde, zou je ze brutaal vinden. Hij had gedurende de dag volop tijd om te observeren, wat in hun type onderwijs een deel van hun werk hoorde te zijn. De kinderen deden het zware werk, zodat hij achterover kon leunen. Dat was wat hij zei, maar als je hem in de klas zag, was hij de hele tijd met zijn kinderen bezig.
‘Misschien moet je niet achter die computer gaan zitten, maar aan de tafeltjes van de kinderen.’
De meeste collega’s waren het op de gang eens met zijn adviezen, maar niet tijdens vergaderingen, omdat ze daar functionarissen en geen mensen waren, legde Kees uit. Niemand volgde hem na. Ze bleven zich naar een burn-out toe werken, ondanks de handvaten die Kees aanbood om dat te voorkomen.
Marion en Kees keuvelden nog even over collega’s, leerstof en de directie en Kees vertrok. Hoe kreeg hij het voor elkaar, dacht ze nog. Er lag een berg werk op haar te wachten en als ze om zes uur thuis was, mocht ze blij zijn. En toch stond Kees erom bekend dat hij altijd alles af had en altijd meteen. Minder leuteren en sneller werken, was zijn motto. En gewoon niet doen wat niet echt nodig was, zoals toetsen analyseren, e-mails over wissewasjes naar ouders sturen en foto’s maken in de klas en die op de website zetten.
‘We weten allemaal dat het bordje van de leerkracht tegenwoordig overvol is. Dat zijn precies de dingen die er bij mij zijn afgevallen. Je kunt van een arbeider aan de lopende band niet verwachten dat hij twee keer zoveel soepblikken aflevert dan hij doet. Van leerkrachten wordt dat wel verwacht. Ik ben niets anders dan de realiteit. Jullie denken dat je toverkracht hebt, tot je ontdekt dat je een goochelaar bent, die vooral zichzelf voor de gek houdt.’
Kees zat vol Kees-wijsheden. Doorgaans zei hij niet veel, maar met sommige collega’s praatte hij en dan liet hij zijn gehoor genieten van zijn simpele kijk op de gang van zaken in onderwijsland. En hij had niet eens ongelijk.
‘Vraag je van alles wat je buiten lestijd doet af of de kinderen er beter van worden. Dat is eigenlijk nooit het geval. Je slooft je uit voor jezelf: om je gevoel van competentie en je leerkracht-ego te voeden.’
‘En om je collega’s af te troeven.’
'Of om aan de onuitgesproken verwachtingen van de directie te voldoen, net als vroeger thuis bij je ouders.’
Omdat ze het goed met hem kon vinden en elke week wel een keer met hem praatte, had Marion inmiddels een tik van de denkwijze van Kees gekregen. Ze kon er ook wat van, vond ze, als ze zichzelf maar toestond de teugels te laten vieren, wat haar heel wat inspanning kostte. Kees reed zonder teugels, stijgbeugels en zadel. En tot verbazing van de hele school, flikkerde hij nooit van zijn paard. Zijn kinderen gingen naar een goed niveau middelbare school, al zag hij altijd wat meer potentie dan de collega die samen met hem de groep deed. Wat ouders van hem vonden, wist hij niet, omdat hij nauwelijks contact met hen had. Dat scheelde tijd en ergernis.
‘Als ze iets willen weten, vragen ze het maar aan hun kind. Het is tenslotte hun klas.’
Wat moest het fijn zijn om Kees te zijn, dacht Marion. Ze liep langs klassen waar collega’s lang nadat de kinderen waren verdwenen achter hun computer zaten of hun tijd verdeden met geklets. Zodra ze zelf achter haar bureau zat, dacht ze aan de ontmoeting die ochtend waar ze op elke moment dat haar hersens ontspanden aan had gedacht. Niet vaak dus, want haar kinderen eisten voortdurend haar aandacht. De vrouw over wie ze piekerde liep langs Kees en haar terwijl ze in de gang stonden te praten. Ze keerde om, keek haar met een vragende glimlach aan en na een paar tellen wederkerig gestaar vroeg ze of Marion haar herkende.
‘Vaagjes’
Helemaal niet, in feite. Haar hersens waren verdwaald in de opslagplaats van gezichten van ouders en oud-collega’s. Als ze haar had gekend, was het lang geleden of vluchtig. Doorgaans had ze even tijd nodig om tot herkenning te komen. Ook en misschien vooral als het om oud-leerlingen ging. Ze herkende ze als ze haar hielpen door hun naam te noemen, maar dan verborgen ze zich weer, doordat ze in de prille puberteit veranderd waren van uiterlijk en stijl. Vooral meisje konden van wit naar zwart gaan, van schattig naar hard, van soepel naar dik. Het was wat. Een kind zat drie jaar in je klas, vertrok van school, stond na een half jaar voor je neus en je was vergeten hoe ze heette.
‘Het geeft mooi aan wat die kinderen in feite voor ons betekenen’, zei Kees.
Daar was Marion het niet mee eens, want een naam vergeten was niet hetzelfde als drie jaar gezamenlijke geschiedenis uitwissen. Ze had betekenis. Ze hielp kinderen om in een groep van leeftijdgenoten te functioneren en hielp hen de puberteit in. Daarnaast leerden ze het een en ander. Ze legde een basis voor hun verdere leven, en toch minstens voor hun verdere schooltijd. Dat ze hun namen vergat, was meer te wijten aan haar wollige geheugen dan aan haar rol als leerkracht. Die was behoorlijk groot, zoals allerlei onderzoeken aantoonden, met de nodige percentages erbij. Het was geen illusie die haar ego moest voeden, zoals Kees meende. Juist hij moest de waarde van wetenschappelijk onderzoek inzien, hoewel hij ook daar heel sceptisch over kon zijn.
‘Alles wat je maar kunt bedenken, wordt bevestigd door onderzoek. Veel onderzoek wordt al vlug gefalsificeerd, maar daar hoort niemand iets over. Denk aan koude kernfusie. Eén keer is beweerd dat het kan: honderden keren is aangetoond dat het onderzoek niet deugde en dat koude fusie onmogelijk is. En toch blijven mensen erin geloven. Daar ga je met je onderzoek. Het syndroom van Asperger is ook zo iets. Wie interesseert zich ervoor dat het volgens de DSM geen geldige diagnose meer is. Mijn kind heeft het toch?’
Kees. Als je hem eenmaal kende, vergat je hem nooit meer, al zou je dat soms wel willen.
Na die eerste paar tellen, wist ze donders goed wie de vrouw was. De vrouw noemde haar naam en er was geen twijfel meer. Een naam om nooit meer te vergeten. Rosita. Haar dochtertje heette Roos en het was een van de weinige kinderen die Marion zich in detail herinnerde. De eerste maanden dat ze als zesjarige bij haar in de klas zat, had het meisje elke pauze aan haar hand door de gang gelopen, had naast haar gezeten als ze in de teamkamer haar brood opat, had voor de deur van het toilet gewacht als ze een plasje deed. Voordat ze in haar klas kwam, had kleuterjuf Gemma uit de doeken gedaan wat het kind was overkomen. Gruwelijk. Midden in de nacht de straat op gevlucht omdat mama met zelfmoord dreigde, avonden lang alleen gelaten omdat moeder in de kroeg zat. Ze had moeder die laveloos op de bank lag biertjes gebracht en het kind zat jarenlang opgescheept met het zelfmedelijden en hopeloosheid van een alcoholist. Gemma diende de verhalen kleurrijk op, maar des te ellendiger klonk het. Gemma en zij hadden Roos in hun hart gesloten. Dat had ze nodig, maar het kostte geen moeite, want ondanks de nodige trauma’s was ze lief. Ze was ziekelijk aanhankelijk en deed helemaal niets aan schoolwerkjes, maar wie nam het haar kwalijk? Uiteindelijk zat ze drie jaar bij Marion en ging toen naar een andere school. Ze had haar teruggezien toen ze op de middelbare school zat. Nog even lief, maar dik. Toen ze zeven was, ging ze bij haar grootouders wonen. Haar moeder was uit de ouderlijke macht gezet en haar vader, in feite zijn nieuwe vriendin, wilde haar niet in huis. Marion had samengewerkt met de kinderbescherming om het zover te krijgen. De grootouders deden hun best en dat hield in dat ze Roos met ongezond eten en snoep verwenden; vandaar dat ze dik was geworden. Maar ze was veilig.
En nu dacht een vrouw die haar eigen kind had mishandeld dat ze voortaan kinderen van andere ouders onder haar hoede kon nemen, want ze ging leerkracht worden en liep stage bij de kleuters. Waarom nam ze geen poetsbaantje!
Kees liep door.
‘Ik drink al negen jaar niet’, zei Rosita. ‘Als je wilt, kunnen we erover praten. Ik zag er wel tegenop toen ik hoorde dat ik op deze school was geplaatst.’
Marion stelde haar gerust.
‘Er zijn de laatste jaren ontzettend veel nieuwe mensen bijgekomen. En Roos heeft alleen bij Gemma en mij gezeten en Gemma is al vijf jaar met pensioen. Niemand kent je nog.’
Dat was precies hoe ze was. In de meest vreselijke situaties stelde ze mensen gerust en behield ze de lieve vrede. Ze vroeg zich af wat Kees had gezegd. Ze vroeg zich hoe dan ook af wat Kees ervan vond, maar tegelijk vond ze dat het verleden de omwenteling in Rosita’s leven niet mocht verwoesten.
‘Ik heb een dochter van vijf.’
Geen alarmbel bij Marion.
‘Leuk voor je. En hoe is het met Roos?’
Goed. Ze is inmiddels tweeëntwintig.’
‘Tweeëntwintig? Mijn hemel. En wat doet ze?’
‘Ze moet haar opleiding nog afmaken, want ze heeft een vak niet gehaald, maar daarna gaat ze aan de slag als bejaardenverzorgster.’
‘God, wat worden ze toch vlug groot. En wat brengt je hier?’
Ze vroeg het, maar bedacht dat ze het al wist, want Rosita had het gezegd en er was een lijstje met nieuwe stagiaires in een e-mail verschenen waar haar naam op stond en waar ze overheen had gelezen. Marion bracht Rosita naar haar stageklas en stelde haar voor aan de juf. Ze had al besloten niemand iets over Rosita’s verleden te vertellen, want het zou het beeld dat ze van haar hadden meteen vervormen. Iedereen had recht op haar geheimen. Onderweg naar de klas had Rosita verteld dat ze in een dorp woonde en dat Roos één keer per week bij haar kwam eten. Bij haar en haar dochter en vriend, veronderstelde Marion, want ooit moet er een vader zijn geweest en wellicht hoorde het bij de omwenteling in haar leven dat hij bleef hangen.
Ze ging naar haar eigen klas en zodra de kinderen er waren, dacht ze niet meer aan Rosita. Wel toen ze uit het raam keek en haar op het kleuterplein zag. Daarna toen ze langs de teamkamer liep en haar tussen de collega’s zag. Ze wilde het iemand vertellen. Niet de directrice, want dan zat die met een dilemma opgescheept, dat ze misschien oploste op een manier die Marion niet zag zitten. Niet aan zomaar een collega, want die begreep de ernst van de situatie niet en vertelde het door, zodat Rosita’s reputatie werd bezoedeld. Kees dan, maar toen ze op de gang met hem stond te praten, wist ze het niet meer. Waarom verdween iets pas uit je piekergedachten als je erover vertelde?
Inmiddels zat ze futloos achter haar bureau en speelde met de muis van haar computer. Wat moest ze vandaag nog doen? Niets, besloot Kees voor haar. Kwam het afdrukken van lijstjes, het nakijken van computerwerk waar de kinderen niet meer naar omkeken, het zetten van krullen in slordige schriften bij slordige werkjes een van de kinderen ten goede? Het liet ze koud. Haarzelf niet, want als ze het niet deed, zat ze met een naar gevoel op de fiets. Ze hoorde het werk te doen, ook al werd niemand er warm of koud van. Kees had makkelijk praten.
Wat was Rosita voor een persoon? Ze had Roos niet alleen verwaarloosd, maar mishandeld. Dat kon je zeggen als je jarenlang voor de drank en niet voor je kind had gekozen. Na een eerste incident, bijvoorbeeld haar gejammer over zelfmoord samen met haar meisje, had ze de knop om moeten zetten. Dit nooit meer. Maar nee, ze ging vrolijk door. Ze moest haar kind kwijtraken en moest daarna nog pakweg vijf jaar doordrinken voordat ze het licht zag. Ineens herinnerde Marion zich dat Rosita maandenlang naar Turkije was vertrokken om van de drank af te komen. Roos was toen definitief naar de grootouders gegaan, als ze zich tenminste de volgorde van de gebeurtenissen goed herinnerde. Ze wist nog dat Gemma en zij indertijd vermoedden wat er echt was gebeurd. Rosita was betrapt met drugs en was in Turkije opgepakt. Of had ze dat van de grootouders gehoord? Hoe dan ook was afkicken in een tropisch land weer een vorm van egoïsme en zelfverwenning, wat de basis was van verslaving. Verslaafden gunnen anderen niets en zichzelf te veel. Dat had ze van Kees, maar ze was het er roerend mee eens. Verslaving is de uiterste vorm van egoïsme en verslaafden verdiende geen medelijden, maar afkeuring. Dat het door sommige goeddoeners een ziekte werd genoemd, was klinkklare onzin. Een ziekte: kwam je van kanker af door er gewoon mee te stoppen? Kreeg je een hartinfarct door er zelf voor te kiezen?
Susan kwam binnen. Waar kon ze het overzicht van de spellingscategorieën vinden? Marion zocht het op haar computer en liet Susan meekijken. Zou ze erover beginnen? Ze wilde heel graag, want er was niets fijner dan verontwaardiging delen. Inplaats daarvan luisterde ze naar Susan die dat deed, want ze vertelde over het ongewenst gedrag van een beruchte jongen.
‘Als ze de leerstof niet aankunnen, krijgen ze van alle kanten hulp, maar als hun gedrag niet deugt, mogen wij dat opknappen. En als wij na lang aanmodderen en wijsgeworden door ervaring zeggen dat het hopeloos is en dat zo’n jongen nooit verandert, althans niet in de tijd dat hij op school zit en niet zolang er thuis niets mee wordt gedaan, is er niemand thuis. Het speciaal onderwijs is er niet voor rotjongens, want zo kun je hem wel noemen.’
In het gesprek was iedereen het ermee eens. In de praktijk handelde niemand ernaar. Leerkrachten zijn de pastoors van deze tijd, zei Kees. Ze denken dat ze met een paar tovergebaren een slecht mens goed kunnen maken. Ze durven niet onder ogen te zien dat niet alle kinderen engeltjes zijn.
De meeste gesprekken tussen collega’s gingen over kinderen met vervelend of lastig gedrag. Over de lievelingen had niemand het. Susan vond het fijn dat ze het even kwijtkon. Marion deed een halfslachtige poging om iets over een kind in haar klas te vertellen, maar Susan praatte er doorheen. Ook kenmerkend voor leerkrachten in de Kees-analyse. Ze praten graag en luisteren half tot niet. Weer had Kees een punt, want het was ook haar ervaring.
Susan ging weg en Marion was blij dat ze niet over Rosita was begonnen. Ze wist niet of ze het wel moest of mocht delen en dan zeker niet met een type als Susan, die het de hele school zou rondbazuinen. Kees in vertrouwen nemen, was de enige mogelijkheid. Waarom zat die vent thuis als je hem nodig had? Het antwoord was natuurlijk: omdat het na vier uur was.
Wat vond ze er eigenlijk van? Aanvankelijk vond ze dat iedereen recht heeft om zijn leven te verbeteren en dat niemand daar commentaar op hoort te leveren. Ook Rosita, ook een alcoholist die haar kind had mishandeld. Maar waar kwam dat gepieker dan vandaan. Daarna begon ze te denken aan Rosita’s gebrek aan gevoel, want dat had je niet als je willens en wetens je kind aandoet wat Rosita haar had aangedaan. Ze dacht aan de keer dat Rosita haar van school kwam halen en naar drank rook.
‘Bel je schoonouders maar’, zei Marion. ‘Je krijgt haar niet mee.’
Ze stonden in de lege gang en Marion hield het handje van Roos vast, die geen aanstalten maakte om naar haar moeder te gaan, maar ook deze toestand gelaten onderging. Rosita sputterde niet eens tegen, wankelde de gang uit en een half uur later verschenen opa en oma. Goed gedaan, vonden ze. Ze waren bang van Rosita en vonden het fijn dat iemand haar eindelijk eens op haar nummer zette. Hetzelfde gebeurde in een oudergesprek waar Rosita samen met opa en oma was verschenen. De school maakte er een puinhoop van, vond moeder, want Roos vorderde nauwelijks.
Marion besefte dat ze haar boekje te buiten ging, want een leerkracht hoort professioneel te blijven. Dat betekent afstandelijk, beleefd en meedenkend. Maar deze keer niet.
‘Als er iemand is die er een puinhoop van heeft gemaakt, ben jij het. Je hebt je dochter jarenlang verwaarloosd en mishandeld. Hoe durf jij naar anderen te wijzen!’
De volgende dag na school liepen de grootouder binnen en bedankten haar. Hetzelfde verhaal. Ze durfden het zelf niet, maar ze waren blij dat iemand haar eens de waarheid had gezegd.
Kon Rosita alles wat ze had misdaan wijten aan de drank? Marion vond van niet. Ook als je verslaafd bent, blijft er toch een splinter gezond verstand in stand? Je bent toch niet voortdurend laveloos? Ze vroeg zich af wat er mis was aan haar persoonlijkheid waardoor ze jarenlang de verkeerde keuze had gemaakt: keuzes die funest waren voor haar eigen dochter. Wat was er mis met een moeder die daartoe in staat was? En hoe eerlijk was het dat de moeder schoonschip maakte door te doen alsof ze zorgzaam kon zijn in een klas, terwijl de dochter levenslang opgescheept zat met een verwoeste jeugd?
Rosita wilde in het onderwijs werken. Het was een sterk voorbeeld van geforceerde wiedergutmachung zou Kees zeggen. Maar waarom geen poetsbaantje of een bezorgdienst? Niemand zou naar haar omkijken als ze de hele dag rondreed in een busje.
We weten niet wat leerkrachten voor de kinderen voelen en dat doet er ook niet toe. Het hart van de leerkracht is een zwarte doos, die hermetisch is afgesloten. De mededelingen die ze er zelf over doen, zijn opportunistisch, verzonnen of gelogen. Als ze hun werk doen en geen schade aanrichten, mag iedereen tevreden zijn. Die schade ontstaat eerder door gebrek aan vertrouwen in het kind, dan door gebrek aan affectie. En wie weet heeft Rosita beiden in overvloed. Dus is er wel een probleem? Is er meer dan een smakelijk verhaal, dat als het rondgaat haar keuze voor het onderwijs en de omwenteling in haar leven zal ondermijnen? Kees, kerel, zeg eens wat jij ervan vindt?
Ze kon hem bellen, hoewel Kees een hekel aan telefoneren had. Ze kon ook ophouden met piekeren, het werk afmaken en naar huis gaan. Ze keek haar het beeldscherm en vroeg zich af wat ze ook alweer moest doen. Ze keek op haar lijstje. Het meeste was triviaal: beter gezegd, overbodig. Ze beet door de zure appel, sloot de computer af, raapte proppen papier en potloden op, gooide wat rommel in de prullenbak en besloot dat het goed was.
Het regende, maar niet hard genoeg voor haar regenpak. Thuis zou ze zich omkleden voordat ze thee zette. Theo kwam zo thuis. Ze zouden theedrinken en elkaar vertellen over hun dag. Ze zouden beiden een beetje klagen, maar hun late middaggesprekjes bij de thee werden vooral gevuld met opmerkelijke en leuke verhaaltjes. Ze genoot van hun dagelijkse momenten. Alleen bij de thee en het avondeten praatten Theo en zij met elkaar. Na de thee waren ze voor even uitgepraat. Als je bijna veertig jaar getrouwd bent, zijn de verhalen die verder weg zijn dan een dag verstomd. Op de fiets dacht ze niet aan Rosita. Toen ze thee zette weer wel, maar ze besloot dat het geen gezellig verhaal was en dat ze beter voorgoed haar mond kon houden. Wie schoot er iets mee op als ze de reputatie van die vrouw bezoedelde? Zwijgen was eervol en waardig. Toen Theo thuis was en ze aan de thee zaten, vertelde ze het aan hem.
Uit: Wel...