Messer Ettore was verdiept in de post en keek niet op toen Gino het kantoor inkwam. Gino had naar de grote kaart van de wereld willen gaan om daar weg te dromen, maar hij moest een ijverige indruk maken. Voor dromers was er in de handel geen plaats. Hij ging naast zijn vaders tafel staan en bedacht wat hij kon doen. Hij pakte de slordig opengescheurde briefomslagen, bekeek ze stuk voor stuk en gooide ze in de prullenmand. Hij durfde ze niet te verscheuren zoals zijn vader deed want hij was niet helemaal zeker of ze nog nodig waren.
‘Geef aan Biachorali.'
‘Hè?'
‘Biachorali, vooruit...'
Zijn vader reikte hem een paar brieven aan en Gino gaf ze aan de eerste klerk.
‘Dank u, jongeheer.'
‘Wat kan ik doen?'
‘Vraag maar aan uw vader.'
‘Gino!' riep messer Ettore.
Ettore was als eigenaar van de firma de enige in het kantoor die het recht had hardop te praten en het liet hem koud dat zijn klerken ervan schrokken. De klerken hielden van doodse stilte, zodat ze hun aandacht konden verdelen tussen de loze woorden die ze schreven en hun dagdromen over het echte leven buiten het kantoor. Ze moesten wachten tot de vroege avond voor een smakelijk maal, een wandeling met een verloofde of een drinkgelag met vrienden. Zolang ze in het kantoor waren, was het leven opgeschort. De harde stem van de baas trok de boeien van het werk onnodig strak aan.
Gino ging in een houding van aandacht en ijver naar zijn vader.
‘Lees!'
Thuis was Ettore een aardige vent, maar op kantoor was hij nors, want dan was duidelijk wie de baas was. Gino nam de brief aan en trok een diepe frons. Hij begreep er geen woord van. De brief was in een vreemde taal geschreven en hij herkende alleen de naam van de firma in de aanhef. Toen hij opkeek keek zijn vader hem aan. Hopelijk zou hij zeggen waar het over ging.
‘Ja, ja', zei Gino en gaf de brief terug.
‘Heb je het begrepen?'
‘Hm.'
‘En dat betekent?'
‘Ja, ja...'
Gino's vader had er een handje van om hem zijn warrigheid ruw in te wrijven. Inplaats dat hij meteen vertelde waar het om ging, bleef hij hangen bij Gino's onwetendheid. Alsof je beter leerde begrijpen door steeds te horen hoe dom je was.
‘Wel, wat denk je ervan?'
‘Tja, dat ligt eraan...'
‘Waaraan?'
Koortsachtig bedacht hij iets, steeds meer in de war.
‘Of het in het belang is van de firma.'
‘Of het in het belang is van de firma. Aha, zit dat zo?'
‘Ik denk het.'
Gino Miotti is de vijftienjarige zoon van een succesvolle handelaar uit het 16de eeuwse Genua. Hij besluit dat hij klaar is met zijn school en wil voor zijn vader gaan werken. Zijn vader vindt hem een onbenul, maar omdat Gino nu eenmaal zijn oudste zoon is, stuurt hij hem mee met het schip De Danzig, dat een aantal havens in het oosten van de Middellandse Zee zal aandoen. Gelukkig voor Gino gaat zijn slimme zus Ammia mee als verstekeling.
De Danzig is een vrolijk en ongecompliceerd verhaal over de omzwervingen in exotische plaatsen van broer en zus Miotti en hun Duitse vriendin. Het geeft een treffend beeld van het trage zestiende eeuwse leven, waarin de verwachtingen en wensen van jonge mensen voor ons te herkennen zijn.
Historische roman, 95.000 woorden, 16 hoofdstukken
1996 - 2015 - 2025
© Dion Delahaye
diondelahaye@gmail.com