Lastige klussen pakte hij samen met Ross aan. Een klus was lastig als de wagen te nieuw was en hij de weg onder de motorkap kwijtraakte of als de wagen te oud was en bouten en beugels verroest waren of afbraken als hij teveel kracht zette. Ross liet zien hoe hij een bout moest uitboren. Verroest plaatwerk verving hij met een plaat die hij uit een wrak sneed en op maat hamerde. Ross kende zijn klanten. Als hun wagen zichtbaar was beschadigd, vonden ze het niet erg dat dat zo bleef.
‘Als het maar rijdt, zeggen ze. Ja mag best zien dat het een oude kar is. Ze zijn er zelfs trots op dat ze er al 30 jaar genoegen mee nemen. Hij zou wat zijn als de kar er beter uitzag dan zijn baas.’
‘De wagen heeft geleefd, net als de eigenaar.’
Voor nieuwe wagens moest hij in de documentatie duiken. Op het kantoor achter de werkplaats had Ross een plank met reparatiehandleidingen van de wagens die hij in onderhoud had. Met een handleiding op zijn schoot en koffie in zijn hand zat Collister onderuitgezakt achter het bureau en las de uitleg en bestuurde foto’s en tekeningen. De arbeidsdeling in de geïndustrialiseerde wereld in werking, dacht hij. Hij was een radertje in de grote machine, maar tegelijk meer dan een radertje, omdat hij niet zomaar inwisselbaar was, zoals onderdelen van industriële producten dat sinds het begin van de negentiende eeuw wel waren. Inwisselbaarheid van onderdelen was de motor achter de massaproductie: niet de inwisselbaarheid van arbeiders. Met een boek op schoot gingen zijn gedachten dwalen, zelfs als het een reparatiehandleiding betrof. Handwerk bracht ze terug naar de garage waar hij genoot van het hanteren van gereedschap en het temmen van weerbarstige mechanismes.
Als hij in de handleiding had gevonden wat hij moest doen, ging hij aan de slag met de wagen. Het was alsof hij op school zat. Eerst leren en dan spuien. Met zijn handleidingen was Ross minder laconiek dan met de rest. Ze mochten het kantoor niet uit. Hij wilde geen vlekken en scheuren in zijn boeken, die het ontwerpplan van de prachtige machines waren.
‘Zoals de bijbel dat is voor het menselijke leven. Je wilt geen soepvlekken zien als je leest over het lijden van Jezus.’
Collister moest een paar keer terug naar het kantoor. De handleiding lag open op de juiste bladzijde en zonder iets aan te raken, bestudeerde hij de aanwijzingen opnieuw. Als Ross langs het raam van het kantoor liep, zag hij erop toe dat Collisters smeerhanden het boek niet aanraakten.
‘Kunnen we geen meisje met een aangename stem aannemen, dat naast me zit en voorleest terwijl ik onder de motorkap lig?’
Ross lachte, schudde zijn hoofd en kon zo gauw geen gevatte reactie bedenken.
Na de dood van zijn vrouw en zoon door een verkeersongeluk dwaalt de rijke ondernemer John Collister aan het einde van een slapeloze nacht verdwaasd door de straten van Manhattan. Hij heeft zijn bedrijf achtergelaten in de handen van zijn secretaresse en mist iedere motivatie om er nog een gedachte aan te wijten. Na zijn dwaaltocht door Manhattan vertrekt hij naar een gehucht in Georgia, waar hij als automonteur aan de slag gaat.
Door het handwerk, zijn omzwervingen door de streek, zijn omgang met de eenvoudige dorpsbewoners en het verstrijken van de tijd, tempert de pijn van het verlies.
Hij belt Emma, de voormalige vriendin van zijn zoon, en nodigt haar uit om een paar dagen naar het gehucht in Georgia te komen. Ze blijkt minder rusteloos te zijn dan Collister dacht en blijft langer. Samen vertrekken ze naar Israël, waar Collister als nagedachtenis aan zijn vrouw en zoon op een verlaten heuvel een bijzondere kerk gaat bouwen.
Nabijheid gaat over geloof en verlies, en over de waarde van de omgang met de ander.
Roman, 110.000 woorden, 5 hoofdstukken
2005 - 2016
© Dion Delahaye
diondelahaye@gmail.com