Jane Mullkenny, de dochter van Ralph en Ethel, zat met haar handen in haar schoot op haar bed. Het was zomer, dus ze droeg een lichtkatoenen jurk, en het was vakantie, dus ze had niets te doen. Een paar dagen eerder was het eindfeest van de middelbare school geweest en nu er lagen zorgeloos lege en mogelijk erg lange weken voor haar. Door de witte stof van het jurkje waren haast onzichtbare blauwe lijntjes geweven en ze vond het een mooi jurkje, omdat het leek alsof er een blauwe zijdeglans op het katoen lag. Niet iedereen vond het mooi, haar beste vriendin Cicely bijvoorbeeld, maar Jane wist dat ze dingen mooi moest vinden om ze mooi te laten zijn. De jurk had een klein kraagje dat koel en wijd om haar hals lag, een ceintuur die ze strak aantrok als ze opstond en gelukkig geen zakken. Verder droeg ze witte tennissokken. Thuis droeg ze graag sokjes. Als ze naar school ging of naar het winkelcentrum met haar moeder of met Cicely droeg ze geen sokken, omdat Cicely dat volkomen stom vond. Ze had ook nylonkousen, maar die waren voor oude vrouwen en zelf vond ze het stom om de prachtige huid van haar benen te verbergen onder nepbruine nylons. Nylonkousen waren platvloers, vond Cicely, en vooral geschikt voor meisjes die op zoek waren naar viezigheid, maar zelf droeg ze ze vaak. Cicely bedacht zoveel regels dat Jane de moed had opgegeven om zich eraan te houden. Verder droeg ze een witte b.h. Met een teer en misschien ontroerend gebaar had haar moeder haar drie eendere b.h.’s gegeven, nadat ze jarenlang met voorgevormde hemdjes had volstaan. Ze had inmiddels volgroeide borsten, te groot volgens Cicely, die vond dat ze zelf te kleine borsten had en daarom iedereen te groot vond. Cicely had trouwens prachtige borsten, helemaal niet te klein, maar rond en warm en met donkere tepels, die een mooi contrast vormden met haar blondheid. Jane’s moeder vond het goed dat ze in een dure winkel de bij de b.h. passende onderbroekjes had gekocht, die ook wit waren en afgewerkt met eenzelfde kantrand. Een van die zachte, strakke broekjes had ze aan. Dat moest ook wel, want Cicely had persoonlijk al haar oude broekjes weggegooid, nadat ze ze eerst had stukgeknipt, want ze wist hoe Jane was.
Het is een warme zomer in de 50er jaren als Jane Mulkenny, een doorsnee Amerikaans meisje, haar middelbare school heeft afgerond. Samen met haar vrienden brengt ze een luie en verveelde vakantie door en ze breekt zich het hoofd over wat ze aan moet met de rest van haar leven. Studeren ligt voor de hand, maar ze heeft geen idee wat haar interesse heeft. Haar dagen vullen zich met kletsen met haar vriendin Cicely en zwemmen met vriendjes die haar niet kunnen bekoren. Thuis maakt ze zich zorgen om de zwaarmoedigheid van haar gelovige moeder en treurt ze om haar overleden babyzusje Amy.
Ze bladert in een tijdschrift en stuit op foto’s van atoombomproeven in New Mexico. Ze krijgt een ingeving, die voorlopig richting aan haar leven geeft. Ze wil weten wat mensen drijft om een wapen te bouwen die de hel op aarde brengt.
Met instemming van haar ouders gaat ze op reis om Amerika te ontdekken. Niet het geadverteerde land van grote auto's, winkelcentra, vrijheid, vrije tijd en weidse vlaktes. Ze wil de ziel leren kennen van de mensen die hun inventiviteit hebben aangewend om een vernietigingsapparaat te bouwen.
Ithaka is het eiland waar Odysseus vandaan kwam en waarnaar hij tijdens zijn lange afwezigheid en thuisreis voortdurend verlangde.
Roman
156.000 woorden, 40 hoofdstukken
1997 - 2016 - 2025
Online gepubliceerd 2025
© Dion Delahaye
diondelahaye@gmail.com