Van Jan moest ze met de bus gaan, want het weer was te slecht voor de fiets en het was te ver. Hij vond het niet fijn om haar midden in de nacht in het donker door de stad te laten fietsen.
‘Ja, Jan’, zei ze, alsof ze zelf niet kon bedenken dat ze beter met de bus kon gaan. Het was koud en het was inderdaad te ver om te fietsen als het zo koud was. Jan deed soms of hij iets over haar te vertellen had. Als ze het niet met hem oneens was, ging ze erin mee om hem een goed gevoel te geven. Beiden wisten beter. Ria liet zich niets opleggen en Jan wat dat betreft ook niet.
Maar daar stond ze dan in het donker in een ijskoude bushalte die alleen een dak was, want de ruiten waren gesneuveld, kapot getrapt, beter gezegd, en nog niet gerepareerd want een week eerder waren ze ook al stuk. Het dakje had geen nut, want er viel op dat moment niets uit de hemel, maar een paar glazen wanden waren van pas gekomen om haar uit de wind te houden. Jan was thuis en zodra het tijd was om op te staan, maakte hij de kinderen klaar voor school. Tina die op de middelbare school zat, dopte inmiddels haar eigen boontjes, maar voor de anderen moest hij fruit, brood en drinken in hun tas doen. Als ze gym hadden, moest hij ervoor zorgen dat ze hun gymspullen meenamen. Op de koelkast hing een lijstje met de gymdagen. Jan kende het vast al uit zijn hoofd.
Jan liep met zijn fiets in zijn hand met de kinderen naar school en als hij ze had afgeleverd, fietste hij naar de meubelzaak waar hij in het magazijn werkte. Freddy rende vooruit omdat hij te oud was om naar school gebracht te worden, maar Rick en Milan vonden het fijn als hun vader hen tot de deur bracht. Ze had geboft met Jan, dacht ze, want hij was een toegewijde vader en was nooit te beroerd om te doen wat gedaan moest worden. Alleen jammer dat hij niet had doorgeleerd en genoegen moest nemen met flutbaantjes, waarmee hij nauwelijks meer verdiende dan een joch van achttien dat vakken vult. Hij had ooit geprobeerd om een beter betaalde baan te krijgen, maar dat had alleen maar afwijzingen en teleurstellingen opgeleverd. Op een gegeven moment hadden Jan en zij besloten dat ze genoegen moesten nemen met wat ze hadden en dat was een hypotheek en een deels afgeloste schuld, vier opgroeiende kinderen die te eten kregen, die één keer per jaar op vakantie mochten en dankzij familie goed in de kleren zaten, maar die er ook genoegen mee moesten nemen dat dat het was wat hun ouders hen te bieden hadden.
Ria had een poetsbaantje genomen. Aanvankelijk dacht ze dat ze zou werken als de kinderen op school waren zodat ze er geen last van hadden, maar dat hield ze niet lang vol. Ze werkte voor een bedrijf dat scholen en kantoren schoonmaakte en dat gebeurde grotendeels buiten de normale werkuren. Ze had dus geen andere keus dan voor dag en dauw opstaan en in het aardedonker in een verwoest bushokje te gaan staan om de eerste bus naar de ander kant van de stad te nemen. Het was dat of geen vakantie, geen nieuwe fiets voor Freddy, geen kerstcadeau’s, geen leuke boekentas en nieuwe kleren voor Tina en nog jaren de last van een schuld, die voordat ze werkte maar niet kleiner wilde worden. Poetsen was fatsoenlijk leven, zei ze tegen Jan. Ze maakte niet alleen kantoren schoon, maar ook hun dichtgeslibde leven. Jan zuchtte en vervloekte de maatschappij die een werkende man het loon niet gunde om voor zijn gezin te zorgen.
‘We leven niet meer in negentienvijftig, Jan,’ zei Ria, ‘hou alsjeblieft op met die macho-onzin. Als jij wat langer op school was gebleven, had je een fatsoenlijke baan kunnen hebben.’
Jan wist het, maar het was gemeen van Ria om er steeds weer over te beginnen.
Alledaags is een bundel met korte verhalen over mensen en hun alledaagse levens. Als het nodig is of als het zich toevallig voordoet, staan ze even stil bij hun verhoudingen met anderen en de gevoelens die daar bij horen.
Korte verhalen, 110.000 woorden
2018
© Dion Delahaye
diondelahaye@gmail.com