Je moeder heeft een nieuwe baan. Ze verzorgt bejaarden. Ze blijft er maar over vertellen, terwijl jij het niet wilt horen. Je lucht je hart in je dagboek.
Er was weinig meer dan werk. In de zomer was de camping een welkome verandering van omgeving, maar dan had je het wel gehad. Werk was aan tafel het onderwerp van gesprek. Als ze niet aan tafel zaten, werd er niet veel gezegd door Jenny of Henk en ze waren er tevreden mee.
‘Stel je voor dat we de hele dag tegen elkaar praten. Dan kom je nergens meer aan toe.’
‘Stel je voor dat een van ons de hele dag praat en de ander moet luisteren. Uit beleefdheid, anders zijn de rapen gaar. Dan word je toch gek.’
‘Wil je zeggen dat ik teveel praat?’, zei Jenny. ‘En dat ik boos wordt als je niet luistert?’
‘Dat is weleens voorgevallen.’
Hij moest voorzichtig zijn in verband met die rapen die op het vuur stonden. Gelukkig weerde ze zich deze keer af door hem aan te vallen.
‘En jij dan. Wil je zeggen dat ik geen uren naar je moet luisterren als we in de auto zitten? Je maakt er misbruik van dat ik niet kan weglopen. En op de camping. Van ’s morgens tot ’s avonds hoor ik je snateren.’
‘Maar niet tegen jou.’
‘Alsof dat iets uitmaakt.’
Heel veel, vond Henk. Op de camping kon hij inderdaad de hele dag volkletsen met zijn vakantievrienden, want wat moest je daar anders? En Jenny deed hetzelfde. Hij hoorde haar de hele dag snateren, zoals zij het noemde. Ze waren er beiden graag, maar het was echt iets voor Jenny om van de camping iets te maken wat niet deugde.
Henk stopte met praten en schepte aardappels op. Jenny deed er jus op. In de kern was ze ontzettend lief en zorgzaam, maar ze voelde zich vlug in het nauw gedreven en dan kraamde ze allerlei onzin uit. Onzekerheid, dacht hij, want als ze ook maar dacht dat hij haar of iets van haar afwees, werd ze pissig. Daarom liet hij haar doorgaans praten zonder een weerwoord te geven. Hij had een maniertje ontwikkeld om verder te gaan op wat ze zei en daardoor voor de goede verstaander haar uitspraken bij te sturen, zodat ze iets meer zijn richting op gingen. Gelukkig was ze geen goede verstaander. Op de camping kon hij zeggen wat hij wilde zeggen, want daar scheen haar fijngevoeligheid niet te werken.
Maar de vakantie was voorbij. De caravan stond opgeruimd en schoongemaakt in de stalling. Op weg naar huis opperde Jenny dat ze volgend jaar misschien naar het buitenland wilde. Na al die jaren had ze het wel gezien op hun vaste camping. Voor Henk gold hetzelfde als voor zijn campingvrienden. Het had geen zin om half Europa door te rijden met die lompe bak achter de wagen. Het was er te heet, ze moesten maar afwachten wat ze op hun bord kregen en ze verstonden er geen mens. En als ze op een camping terechtkwamen met allemaal Nederlanders, waarom waren ze dan niet naar hun vertrouwde plek gegaan? Hij bracht wat argumenten naar voren zonder dat het leek dat hij tegensputterde.
‘Heb jij dan geen behoefte aan andere gezichten?’
‘Nou ja…’
‘Ik wel. Anders moeten we maar apart op vakantie gaan. Jij naar je dodelijk saaie camping en ik in een duur hotel in Toscane.’
Doodsaai, terwijl ze zich drie weken uitstekend had vermaakt.
‘Een duur hotel nog wel.’
‘Dan weet je dat het goed is.’
Er waren eerder van die revolutionaire plannen geweest, maar als erover gezwegen werd en er een klein jaar overheen ging, werd de vertrouwde camping vanzelf de vakantiebestemming. Henk ging er dan ook niet op in. Dat had hij ook niet gedaan toen Jenny genoeg had van haar werk en op zoek wilde naar een andere baan. Hij had haar zelfs aangemoedigd. Een andere omgeving zou haar goeddoen, zei hij. Het werk bleef hetzelfde, maar ze werkte met andere mensen en de mensen met wie je samenwerkt, zorgen voor een groot deel van het werkplezier was zijn ervaring.
‘Het werk is echt niet hetzelfde’, zei ze toen ze thuiskwam van het sollicitatiegesprek.
Voor de kinderen in mijn klas heb ik schrijfopdrachten gemaakt: een per week en dat voor het hele schooljaar. Wat mijn kinderen kunnen, kan ik zelf ook. De opdrachten zijn de inspiratiebron van achtendertig korte verhalen.
Korte verhalen, 79000 woorden
2020
© Dion Delahaye
diondelahaye@gmail.com