Potter en Rosenberg kwamen het busstation in. Potter liep naar het loket en vroeg naar de vertrektijd van de bus naar New York. Rosenberg ging op het bankje zitten dat hem op dagen met hondenweer als bed had gediend, toevallig tegenover Andrew. Hij nam hem even op, herkende hem omdat hij ongeveer iedereen kende, diepte zijn geschiedenis op uit zijn geheugen en en begreep dat de reden die hem naar Verona had gelokt zijn zus, oftewel Potters gewezen vrouw was. Hij boog zich naar hem toe.
‘Het is beter dat je het meteen weet’, zei Rosenberg.
Andrew keek op.
‘Je zus is gescheiden.’
Andrew keek de man sprakeloos aan.
‘Nog geen half jaar geleden. Ik had wel gedacht dat niemand je op de hoogte heeft gebracht.’
Rosenberg knikte naar het loket.
‘Daar is Joe.’
Andrew stond op en Potter keerde zich om. Rosenberg riep opgewekt dat de verloren gewaande zwager was teruggekeerd. Langzaam liepen ze naar elkaar toe en ze staken aarzelend hun hand uit. Onverwacht voor Potter omhelsde Andrew hem, blijkbaar week van medelijden.
‘Hemel, Joe, dat is lang geleden!’
‘Eh...’
‘Misschien wel zes, zelfs acht jaar. Je kinderen - ze zullen intussen enorm zijn gegroeid!’
‘Ze zijn bijna volwassen,’ zei Rosenberg. ‘Ze hebben al seks en merkwaardig genoeg beide met een meisje, hoewel Merrill zelf een meisje is. Hoe was Europa?’
Potter en Andrew keken naar elkaar. De jaren hadden niets veranderd. Andrew was niet in staat om iets te zeggen. Hij begreep dat hij niet langer mocht hopen dat er tussen Joanne en hem iets was veranderd.
‘Ken je Frank’, zei Potter, ‘Frank Rosenberg?’
Andrew gaf hem een hand.
‘Voormalig zwerver uit overtuiging,’ zei Rosenberg. ‘Aangenaam. Ga zitten jongens - we nemen wel een latere bus, Joe. Rudolf Kempe wacht wel.’
Potter en Rosenberg gingen naar New York om een uitvoering van Tristan en Isolde die werd gedirigeerd door Rudolf Kempe te bezoeken.
‘Het is niet iedere dag dat je zwager komt aanwaaien. Ben je nu predikant, jongen?’
‘Ja.’
‘Blijf je lang in Verona?
‘Ik weet het niet.’
‘Je komt vast je zuster bezoeken. Ik denk dat ze blij zal zijn om je te zien, tenslotte ben je de enige familie die ze nog heeft. Ik geloof dat je sinds de begrafenis van je vader niet meer in Verona bent geweest, is het wel? Vertel eens hoe het was in Europa? Vreselijk weer, zeker.’
‘Veel regen.’
‘Dacht ik wel. De verstandigste lui zijn indertijd de oceaan overgestoken. Misschien had je daar moeten blijven, maar de heimwee, nietwaar? Hoe weinig het ook voorstelt, thuis blijft thuis.’
‘Zoiets. Ik wil hier gaan werken.’
‘Moet je doen, want dan kun je de eerwaarde Giovanni della Casa in toom houden. Soms lijkt het of de katholieken Verona hebben ingepikt. Zal wel met de naam te maken hebben. De burgemeester is ook paaps en ook een Italiaan. Niets kwaads over de Italianen, trouwens, want ze hebben Verdi en Puccini voortgebracht. Ben je in Italië geweest?’
‘Nee, daar heb ik geen gelegenheid voor gehad. Ik heb gestudeerd in Zwitserland en Duitsland.’
‘Niet in Italië geweest? En hoe was Bayreuth? Je wilt me toch niet zeggen dat je daar niet bent geweest?’
‘In Bayreuth worden iedere zomer de opera's van Wagner opgevoerd,’ zei Potter. ‘In zijn eigen theater.’
‘Ik heb me niet beziggehouden met opera’, zei Andrew.
‘Nou ja,’ zei Rosenberg. ‘Er zijn mensen die Washington bezoeken zonder het Capitool aan te doen. Luther stak de Alpen over en hij zag geen natuurschoon, hij was in Florence en zag alleen een vieze stad.’
Andrew wendde zich tot Potter.
‘Je bent, eh, jullie zijn gescheiden?’
‘Het spijt me.’
‘Maar - en de kinderen?’
‘Die wonen thuis. Bij Joanne, bedoel ik.’
‘Maar waarom? Ik dacht dat jullie een goed huwelijk hadden?’
‘Een busstation is niet de aangewezen plaats om het te bespreken,’ zei Rosenberg, ‘maar als het moet, dan moet het maar. Er was niets bijzonders aan de hand. Het bord was leeg, de bloemen waren verwelkt, en dan begin je aan de afwas en gooi je de bloemen weg. Er was geen reden.’
‘Maar Joe...’
‘Frank heeft gelijk. Als er al en reden was, heb ik hem nooit gehoord.’
‘En je hebt het zomaar aanvaard?’
‘Een waardig man klemt zich niet vast aan de rokken van een vrouw die hem niet langer wil.’
‘Frank heeft gelijk.’
‘Kun je niet voor jezelf spreken?’
‘Frank ziet de dingen helderder. Hij -’
‘Hoe heeft het zover kunnen komen, Joe?’
‘Leg je erbij neer, jongen’, zei Rosenberg. ‘Neem van mij aan dat Joe er niets mee had te maken en als je blijft doorvragen, zul je dingen over je zus horen die je liever niet wilt horen. Hou er over op. Je heb er trouwens geen flikker mee te maken.’
‘Ze is mijn zus! Joe is mijn zwager.’
‘De enige familie die je hebt, nietwaar? En je bent een familieman in hart en nieren? En daarom heb je je tien jaar lang in Europa verschuild?’
‘Ik -’
‘Hou erover op, jongen. Ga naar je zus en hou allebei je mond over wat er achter je ligt. Dan heb je een kans. Joanne kan een broer gebruiken en de kinderen een oom, maar gezeur over wat voorbij is, kunnen ze missen. We zijn trouwens op weg naar New York voor een uitvoering van Tristan en Isolde onder leiding van Rudolf Kempe. Die heb je zeker niet ontmoet toen je in Duitsland was?’
Potter keek zijn gewezen zwager vol medelijden aan.
‘Ik ben niet zo goed in dat soort dingen’, zei hij, ‘maar Frank heeft gelijk, weet je. Misschien is die hele scheiding een vergissing geweest, misschien had Joanne haar redenen. Ik wil het niet weten en ze houdt er zelf liever haar mond over, hoewel ik sindsdien niet meer met haar heb gepraat. Zo is ze altijd geweest. Je krijgt de wedstrijd niet te zien, maar moet genoegen nemen met de uitslag. Laat haar met rust: dat heb ik twintig jaar lang gedaan. Het heeft voor mij weliswaar niet goed uitgepakt, maar ik geloof dat Joanne gelukkig is geweest. Nu is ze gelukkig op een andere manier. Ze zal blij zijn je te zien en zal alles vergeten. Ga gewoon naar haar toe.’
‘Dat ben ik van plan, maar ik ben doodsbang.’
‘Ik ken het gevoel’, zei Potter.
‘Ja,’ zei Rosenberg.
Om het gat in zijn leven te vullen dat is ontstaan door zijn echtscheiding besluit Joe Potter in het slaperige Amerikaanse stadje Verona een uitvoering van Die Meistersinger von Nürnberg, een opera van Richard Wagner, te organiseren. Tijdens een uitstapje naar New York heeft hij voor het eerst een opera-uitvoering bezocht en hij werd volkomen overdonderd door de schoonheid ervan.
Intussen gaat het leven in Verona gewoon door en ontmoeten we Potters voormalige vrouw, die van bed naar bed springt, zijn kinderen Macauley en Merril, die op hun eigen wijze de echtscheiding verwerken, de zwerver uit overtuiging Frank Rosenberg en de bewonderenswaardige scholier Fred Fischer, die over meer denkkracht beschikt dan de rest van zijn klas bij elkaar.
De Meesterzangers is een vergaarbak van personages en gebeurtenissen en een uitsnede van het doodgewone leven in een doorsnee stadje.
Het boek bestaat uit vier delen. Het eerste deel is lang en vol gebeurtenissen; het is luchtig en soms grappig. De korte en ernstigere verdere delen belichten de hoofdthema’s van het boek opnieuw, maar nu vanuit het gezichtspunt van drie personages die eerder in het boek over het hoofd werden gezien. De leidmotieven van het boek, van het leven zelf, zijn liefde, kunst en geloof.
Roman, 105.000 woorden, 28 hoofdstukken
1998 - 2016
© Dion Delahaye
diondelahaye@gmail.com