Na een paar dagen reizen over de rivier, deed de duur van de reis er niet meer toe. Uren gleden voorbij in een vloed zonder begin of eind. Iedere gedachte aan vergane dagen of wat me te wachten stond, loste op in het lauwe rivierwater. De jongens zorgden voor geroosterde vis en bij de aanlegplaatsen werd vers water ingeslagen. Oude Jozef had een voorraad drank en bood het aan, maar het was smerig en alleen goed om een roes mee te verwekken. Ik had het niet nodig: voor een roes die vergetelheid schonk, volstond de rivier.
Oude Jozef was spraakzaam als hij niet luid snurkend op het dek lag. De jongens visten en luierden en Jozef en Pierre zorgden voor de schuit. Aanvankelijk had ik me zorgen gemaakt om de sanitaire gewoonten van de inheemsen, maar schaamte verdween toen ik me aan hun gewoonten aanpaste. De drukte van de aanlegplaatsen verbrak de rust op de schuit, maar wat aanvankelijk een welkome afwisseling was, werd een vervelende onderbreking. Ik wendde me aan geen voet aan wal te zetten en vanaf het voordek keek ik lui liggend in de schaduw van een doek dat de jongens hadden opgehangen naar het gedoe van de handel. De eerste dagen bekeek ik iedere pleisterplaats alsof het een museumzaal was. Vol belangstelling voor vreemde gewoonten en eigenaardige mensen had ik tussen de houten barakken en bouwvallige huisjes gewandeld. Vanaf de schuit had oude Jozef naar me gekeken als ik het gekrioel om me heen aanschouwde. Toen ik weer aan boord kwam, zei hij dat alles overal hetzelfde was. Het leek een gemeenplaats, maar het bleek de waarheid te zijn.
Ik weet niet wat ik verwachtte, maar mijn wandeling had niet de kennismaking met een exotische wereld gebracht waarnaar ik verlangde. Van verre waren landschappen en gehuchten vredig en mooi, dichtbij was er vooral veel vuil, stof en verval. De mensen waren arm en namen er genoegen mee om te wonen tussen het afval van hun dagelijkse leven. Het samenraapsel van krotten was het gevolg van een diep verankerde luiheid. Oude Jozef kende de gedachten waarvoor ik me schaamde en sprak ze uit.
‘Blanken zijn schoon en net, zwarten lui en vies.’
‘Ik weet niet of -’
‘Het heeft geen zin te ontkennen, meneer Rousselle. Ik weet hoe het er in de wereld voorstaat. Ik heb ogen in mijn hoofd. Het is zinloos om hier te zoeken naar iets wat het oog streelt. Ik weet dat Fransen dat op prijs stellen, dat ze willen genieten van de dingen om hen heen. Van wandelen in het park en uitstapjes naar het platteland.’
De oude man wees naar de krotten op de oever.
‘Ooit kon dit volk mooie dingen maken, maar dat is voorgoed voorbij. Blanken doen alle moeite om hun land mooi te maken, zwarten vinden het genoeg om zichzelf te versieren. Ze zien de smerigheid waarin ze wonen niet eens.’
‘U bent erg streng voor uw rasgenoten, meneer Jozef.’
‘Streng? Bent u de guillotine vergeten? En uw wetten? Fransen worden in de gevangenis gestopt als ze zeggen dat hun buurman een schoft is, ongeacht of hij er een is of niet. En die schoft gaat vrijuit.’
De broers begonnen te lachen.
De priester Julien Rousselle kijkt terug op een bedaagd leven dat zich vooral kenmerkt door een gebrek aan belevenissen en een overmaat aan beschouwingen over zichzelf, zijn jeugd en familie en zijn geloof. Wat voor andere mensen de waarde van hun leven uitmaakt, kent Julien door de verrichtingen van de ander aan te zien en erover na te denken. Zijn omgang met zijn broers en zussen en hun kinderen is het weinige dat hem laat proeven van het gewone leven.
Julien heeft een gelukkige jeugd in een groot gezin, tot hij vertrekt naar het sombere seminarie. Op een troosteloze missie in Mali mist hij zijn familie en leert hij de eenzaamheid kennen. Vlak voor het uitbreken van de oorlog keert hij terug naar Frankrijk en nadat hij een tijd bij zijn familie heeft doorgebracht, vertrekt hij naar een onbeduidende parochie in de Vogezen, waar hij woont tot zijn dood.
Zijn geloof verandert in de loop van zijn leven en neemt de vorm aan van zijn omstandigheden.
Navolging is een dichtgewoven, ernstig boek, dat diep doordringt in het gevoel en de overwegingen van een weifelende gelovige.
Navolging is onnavolgbaar: voor mij althans. Bij het nalezen trof mij de onstellende gedachtedichtheid van het werk, die er een roman van maakt die ik na een paar bladzijdes naast me neer zou leggen, want het is niet naar mijn smaak.
In het leven van Julien Rousselle gebeurd niet meer dan in dat van een willekeurige ander, en zijn overweging zijn niet uitzonderlijk voor een weifelende gelovige. Maar omdat in dit boek een leven is teruggebracht tot driehonderd bladzijdes is er een boek van verstikkende intensiteit ontstaan.
Het is een grootse prestatie die ik nooit zal kunnen evenaren. Zo las is het: mezelf bewonderend, maar nauwelijks vermaakt.
Roman, 100.000 woorden, 20 hoofdstukken
1998 - 2016 - 2025
© Dion Delahaye
diondelahaye@gmail.com